Het is ‘nu of nooit’ voor het klimaat, wat als het ‘nooit’ is?

Zes vragen en antwoorden naar aanleiding van het nieuwste klimaatrapport

Op 4 april kwam het nieuwe IPCC-rapport uit met als kern: het is ‘nu of nooit’ voor het klimaat. De uitstoot van broeikasgassen moet zo snel mogelijk omlaag, anders is het 1,5-gradendoel definitief uit beeld. ‘Nu of nooit’ is vertaald in een scenario dat de uitstoot vóór 2025 moet pieken om daarna pijlsnel naar beneden te gaan. De verslaafde die moet afkicken mag nog een paar shotjes zetten voordat de hel losbreekt. 

Waarom is dat 1,5 gradendoel ook alweer zo belangrijk?

Dat is omdat opwarming van de aarde met maximaal 1,5 graden als nog relatief ‘veilig’ wordt gezien. Maar: we zijn ‘pas’ met 1,1 graden opgewarmd en wereldwijd zien we nu al dramatische gevolgen. Denk aan ongewone droogte, hitte en bosbranden in Australië, het westen van de VS en ook in de poolcirkel. Denk aan meer en sterkere tornado’s, denk aan smeltende toendra’s die extra methaangas laten vrijkomen. Denk aan enorme hoeveelheden neerslag in (wederom) Australië maar ook in Limburg vorig jaar. Denk ook aan droogte en hongersnood in bijv Madagaskar, Kenia, Somalië en Ethiopië. De ontwrichting wordt elk jaar groter. Tenzij we drastisch bijsturen, is de aarde aan het einde van de eeuw 2 à 3 graden opgewarmd.

Maar eigenlijk wisten we dat allemaal al. Dus wat moeten we hier nu mee? Tijd voor een aantal prangende vragen.

Hoe groot is de kans dat de boodschap nu wel wordt opgepikt?

De boodschap is bekend, maar de omzetting in acties gaat vreselijk langzaam. Politici lopen op eieren en willen daarbij liefst niemand voor het hoofd stoten, zo lijkt het. De Russische invasie helpt ook niet echt mee. Internationaal gaat nu alle aandacht naar de oorlog en niet naar het klimaat. Omdat landen zo snel  mogelijk van Russisch olie en gas af willen, komen zelfs het schadelijke fracking en de vervuilende kolen opnieuw in beeld. Tegelijkertijd benadrukt de invasie de noodzaak om energie te besparen, als het al niet  primair voor het klimaat is, dan toch zeker uit geopolitieke overwegingen en om simpelweg kosten te besparen. Tijd is de bepalende factor. Iedere dag dat de uitstoot nog stijgt, raakt het 1,5-gradendoel verder uit beeld. Omgekeerd helpt elk stukje energiebesparing en elke overstap naar hernieuwbare energie mee om de schade voor het klimaat te beperken.

Heeft waarschuwen nog wel zin?

Rationeel gezien zou je verwachten dat waarschuwingen tot versnelde actie leiden. In de praktijk is er helaas weinig van te merken. Er lijkt een soort leemlaag van weerstand en gezapigheid te zijn die heel hardnekkig is. Deels wellicht vanuit onwennigheid met de nieuwe situatie die bestaande inzichten onbruikbaar maakt. En deels wellicht ook ingegeven door ongeloof: het zal zo’n vaart toch niet lopen? Daarom is het extra belangrijk om de druk er op te houden, zeker bij de besluitvormers.

Maar voor burgers lijken waarschuwingen wel zo’n beetje uitgewerkt. Mijn theorie is dat dit mede een gevolg is van jarenlange oefening in het wegkijken van alle ellende en oneerlijke ongelijkheid in de wereld. Het verschil in welvaart en kansen tussen ‘hier’ en ‘daar’ is te groot om te bevatten en als je daar echt iets aan wilt doen betekent dat dat je uit je comfortzone moet stappen. Niet alleen als het gaat om het delen van welvaart, maar ook qua doorbreken van de geldende consensus. Beide doen pijn en mensen zijn groepsdieren, dus de drempel om die stappen te zetten is hoog. Omgekeerd biedt dit ook weer kansen: als maar genoeg mensen klimaatbewust handelen, trekken ze vanzelf anderen mee. De vraag is hoe dit proces kan worden versneld.  

Willen burgers dan niks doen voor het klimaat?

Dat valt dus gelukkig mee. Volgens een recent artikel willen burgers wel veranderen, maar wachten ze op de politiek en het bedrijfsleven. “De belangrijkste barrières die klimaatvriendelijk gedrag in de weg staan zijn gebrek aan geld, … gebrek aan kennis en gebrek aan motivatie.”

Neem als voorbeeld de prijs van elektrische auto’s. Die ligt nog een heel stuk hoger dan die van vergelijkbare auto’s die op fossiele brandstoffen rijden. De overheid geeft subsidie op de aanschaf van elektrische auto’s, maar dat neemt het prijsverschil niet weg. Maar de gelukkige bezitters van een elektrische auto zijn zeker bij de huidige brandstofprijzen wel goedkoper uit met de lopende kosten. Zeker als ze ook nog eens kunnen laden met stroom uit eigen zonnepanelen. Dit leidt tot scheve gezichten bij degenen die de aanschafprijs niet kunnen betalen, helemaal omdat zij via de belastingen meebetalen aan de subsidies.

Op de achtergrond speelt hierbij de competitie tussen individuen die onderdeel is van ons systeem. Groot, mooi, duur en snel zijn tekenen van status. En we zijn getraind om er snel bij te zijn bij koopjes, want op = op en jouw geluk kan zomaar ten koste gaan van mijn geluk. Dat elektrische auto’s onbereikbaar zijn voor mensen met lage inkomens gaat op die manier ten koste van het draagvlak voor de energietransitie en heeft een negatief effect op het tempo van de emissiereductie. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor het gebrek aan goede isolatie en zonnepanelen bij veel huurwoningen. 

Burgers kijken volgens de onderzoeker dus vooral naar politiek en bedrijven. Over het getreuzel van de politiek hebben we het al gehad. En helaas voor de mensheid heeft een deel van het bedrijfsleven totaal geen belang bij het stoppen met olie en gas omdat hun complete businessmodel daarop gebaseerd is. Denk aan de olie- en gasindustrie, denk aan de luchtvaart. Zij doen er dan ook alles aan om een mistig beeld te creëren. Ook hier is de politiek leiderschap nodig.

Allemaal goed en wel, hebben we eigenlijk een plan?

Goede vraag, en het eerlijke antwoord is meer ‘nee’ dan ‘ja’. Tenminste, als je bij ‘plan’ aan een actieplan denkt waarmee het doel, namelijk de temperatuurstijging onder 1,5 graden te houden, met redelijke mate van zekerheid kan worden gehaald. Daar zijn verschillende redenen voor.

Om te beginnen heeft Nederland ervoor gekozen om in samenspraak met de o.a. werkgevers en werknemers tot een aanpak te komen. Deze aanpak is vastgelegd in het Klimaatakkoord. Het akkoord gaat echter over reductie van de uitstoot met 49% in 2030 (t.o.v. 1990), en dat is maar een eerste stap om onder de 1,5 graden te blijven. In de uitvoering heeft de overheid een belangrijke rol (geld, kennis, wetten en regels) maar blijven sectoren primair verantwoordelijk. Concrete acties moeten nog verder worden uitgewerkt. Daar komt bij dat de Nederlandse Klimaatwet er op het eerste gezicht indrukwekkend uitziet maar niet matcht met het 1,5 gradendoel.

We hebben dus een situatie met een enorme opgave in zeer korte tijd, en een overheid die met een deels geflatteerde Klimaatwet aan de slag gaat op een manier waarbij de verantwoordelijkheid voor de voortgang over een grote groep actoren is verspreid. Dat is niet wat je zou verwachten in de noodsituatie waarin we zo langzamerhand zijn beland.

Het is natuurlijk vloeken in de neoliberale polderkerk, maar het afwenden van een zo groot gevaar van onze samenleving in een zo beperkte tijd vraagt eerder om een crisis- dan een polderaanpak. Denk bijvoorbeeld aan de enorme inspanning die de VS leverde om een oorlogseconomie op te tuigen waarmee het land de oorlog tegen Japan en Hitler-Duitsland tot een goed einde heeft kunnen brengen.

Het bovenstaande ging over de situatie in Nederland. In de meeste andere landen is het echter niet beter geregeld en op wereldniveau is het helemaal bar en boos. Er is niemand die ‘in charge’ om deze grootste bedreiging van de mensheid af te wenden. Landen zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen acties of beter gezegd: het gebrek eraan. En zij rapporteren daar over aan de volgende klimaatconferentie, maar die conferentie beschikt niet over sancties. Typerend is ook dat de rijke landen hun toezeggingen om de arme landen financieel te helpen met de energietransitie en de aanpassing aan het veranderend klimaat continu niet nakomen.

Het is ‘nu of nooit voor het klimaat, wat als het ‘nooit’ is?

Gezien het ontbreken van een mobiliserend urgentiegevoel en een adequaat actieplan, in Nederland en daarbuiten, zou het meer geluk dan iets anders zijn als we de opwarming onder de 1,5 graden zouden kunnen houden.

De meesten van ons hebben geen idee wat de klimaatcrisis gaat betekenen. We kunnen het ons gewoon niet voorstellen en dat is ook niet zo gek, want we hebben dit nog niet meegemaakt. Niemand heeft dit  ooit meegemaakt. Dit is de eerste keer dat het ons overkomt, en waarschijnlijk meteen ook de laatste keer.

Maar het helpt natuurlijk wel om je er in die gevolgen te verdiepen, en er is behoorlijk wat over geschreven. Niet alleen door het IPCC, maar bijvoorbeeld ook door Gwynne Dyer (Climate wars) en Mark Lynas (Six degrees).

Oké, de kans is dus op zijn minst aanwezig dat we niet onder die 1,5 graden blijven. Betekent dit dat we nu alles uit handen kunnen laten vallen en er op los kunnen leven? Dat zeker niet, want we hebben te maken met een glijdende schaal, het kan dus altijd erger. Elke tiende graad meer of minder maakt verschil voor de schade waar we mee worden geconfronteerd. Fysiek, en psychisch. Want hoe gaan mensen reageren als duidelijk wordt dat het voorgespiegelde Zwitserlevengevoel er niet meer gaat komen? Dat de toekomst, althans in fysieke en economische zin, er niet beter maar slechter op wordt? In wat voor samenleving komen we dan terecht?

De prangende vraag is of we de veerkracht en de solidariteit kunnen ontwikkelen om een positieve draai aan dit verhaal te geven. En om als de wiedeweerga te stoppen met fossiele brandstoffen. 

Deze opinie verscheen op 10 april 2022 op Joop.nl

We moeten stoppen met ons recht om te vervuilen

Hé, dat is een rare titel. Er bestaat toch helemaal geen recht om het milieu te vervuilen? Nou, ik denk dus van wel, zoals ik zal aantonen, en we hebben het hier ook nog eens over een zéér relevant en superactueel probleem.

Vliegen is slecht voor het klimaat
Vliegen is slecht voor het klimaat

 

Misschien is het zelfs de kern als we het hebben over onze milieuproblemen. We weten namelijk heel goed dat we als mensheid op een fundamenteel verkeerd pad zitten. En we weten ook dat we onze vervuilende activiteiten af moeten bouwen, om te beginnen met de uitstoot van broeikasgassen. En dat we moeten stoppen met het toebrengen van schade aan de biodiversiteit en met het opmaken van niet-hernieuwbare grondstoffen. Zie hiervoor ook mijn vorige blog over de vier transities die nodig zijn.

Maar in de praktijk gaan de daarvoor noodzakelijke veranderingen traag, héél traag. Als we zo doorgaan zelfs te traag om een leefbare aarde over te houden. En die traagheid heeft alles te maken met het vasthouden aan verworven rechten, en daarmee ook aan het ‘recht’ om de planeet te mogen vervuilen.

Intermezzo over rechten en vrijheden

In onze westerse samenleving zijn vrijheden en rechten een groot en belangrijk goed. Gelukkig maar. Zij maken dat we zonder bang te hoeven zijn kunnen zeggen en schrijven wat we willen zeggen, dat we kunnen doen wat we willen, dat we kunnen zijn wie we willen zijn. Onze rechten zijn verankerd in de Grondwet. Maar er zit ook een grens aan de uitoefening van die vrijheden, en die grens ligt daar waar de uitoefeningen van vrijheden door de één ten koste gaan van de vrijheden van de ander. Bij ons is het de onafhankelijke rechter die oordeelt over wanneer grenzen overschreden worden.

Recht om te consumeren = recht om te vervuilen

Een ander ‘recht’ dat hoort bij onze samenleving is het recht om onbeperkt te consumeren. Met andere woorden: consumeren waar je zin in hebt. Soms, als iets heel schadelijk is, stuurt de overheid het vrije consumeren bij met geboden en verboden. Of stelt ze heffingen en subsidies in om consumptie te ontmoedigen of juist te bevorderen. Maar los daarvan mag je in onze samenleving consumeren waar je zin in hebt, in de hoeveelheden die je wenst. Mits je het kan betalen natuurlijk.

Vier keer per jaar met het vliegtuig weg, dan ben je een echte wereldburger. In je eentje in een benzineslurpende SUV naar  werk of sportschool, lekker comfortabel. Hartje zomer de was drogen in de wasdroger, handig en snel klaar. Midden in de winter gezellig chillen op een terras, lekker warm dankzij de terrasverwarmer.

Deze opsomming valt eindeloos uit te breiden, maar de kern is steeds dezelfde. Voor ons plezier en gemak verspillen we energie en grondstoffen en vervuilen we ons milieu. Gewoon omdat het kan, omdat we het kunnen betalen, omdat iedereen het doet en omdat het mag. Want de overheid heeft het niet verboden, en dus mag het. Of de overheid heeft wel regels gesteld, maar handhaaft ze niet. Ziedaar het ‘recht’ om te vervuilen.

Waar hier ‘consumeren’ staat, kun je overigens moeiteloos ook ‘produceren’ invullen. Alleen geldt daarvoor nog eens extra dat je regels die in ons land gelden kunt omzeilen door elders op de wereld te produceren, je kunt lobbyen tegen lastige regels en je belastingafdracht kunt vermijden door winsten boekhoudkundig naar landen te sluizen met lage belastingen. En met de dreiging om jezelf of je winsten te verhuizen, kun je overheden ook nog eens prima onder druk zetten.

Drievoudig falen

Wat we zien is eigenlijk een drievoudig falen, namelijk van markt, politiek en maatschappij. De prikkels om niet de juiste grenzen te stellen aan vervuilende activiteiten zijn kennelijk te groot. Want (bijna) iedereen verdient eraan en heeft er plezier van. In ieder geval in de westerse landen en steeds meer ook in landen als China en India. Ga daar maar eens tegenin. En zo feesten we door met grote beloften en kleine verbeteringen. Erop hopend dat als het echt uit de hand loopt, we nog op tijd kunnen bijsturen.

De meesten van ons weten eigenlijk wel dat dit zorgeloze feestje niet meer lang op deze manier kan doorgaan. Dat onze vrijheid om te consumeren en ons ‘recht’ te vervuilen nu al ten koste gaat van anderen elders op deze planeet. En dat ze zeker weten ten koste zullen gaan van onze kinderen en kleinkinderen.

Onze liberale samenleving blaast hier dus keihard één van haar eigen beginselen op, namelijk dat de vrijheid van de één niet ten koste mag gaan van de vrijheid van de ander.

En toch laten we onze ontplooiing hier en nu evident ten koste gaan van de ontplooiing van anderen elders op deze aarde, en van de kansen op ontplooiing van toekomstige generaties. We weten het, en tòch gaan we ermee door. We laten ons verblinden door reclames voor snelle auto’s en verre vliegvakanties. Laten ons in slaap sussen door beloftes van politici. En houden ons vast aan technologische utopieën. Omdat in de toekomst altijd alles beter wordt, toch?

Tijd om de landing in te zetten

Het wordt na dit consumptiefeestje op grote hoogte dus hoog tijd dat we de landing inzetten. Als we snel zijn wordt het nog een beetje zachte landing. Hoe langer we wachten, hoe harder de landing en hoe groter de kans op een crash. En daarmee zijn we weer bij de vier transities van mijn vorige blog.

In mijn visie ligt de sleutel voor de noodzakelijke verandering bij de bevolking. Bij u, jou en mij dus. Politiek, media en bedrijfsleven hebben namelijk laten zien dat zij niet in staat zijn om het gewenste leiderschap voortvarend op te pakken. Dat is meer dan teleurstellend, wat we hebben hen hard nodig. Maar helaas zie ik deze actoren nog niet 1-2-3 ontsnappen aan de belangen en beperkingen waar zij zich in hebben laten vangen. Daarmee is de bevolking de enige overgebleven bron van noodzakelijke impulsen. Zie ook mijn eerdere blog ‘Power to the people’ over dit thema.

En uiteraard begint dit met kleine groepjes individuen voor wie de behoefte aan verandering zo groot wordt dat zij zich ervoor gaan inspannen. En naarmate die groep groter wordt, volgen politiek, bedrijfsleven en media. Omdat ze eerst de kat uit de boom kijken en geen blauwtje willen lopen.

Wat we nodig hebben zijn grote veranderingen zoals aanpassingen van wetten en sluiten van kolencentrales. Maar het gaat net zo goed om kleine veranderingen. Want veel kleine veranderingen maken één grote verandering. En ze geven bovendien een duidelijk signaal aan maatschappij, politiek en bedrijfsleven.

Wat we zelf kunnen doen

Het goede nieuws is dat we zelf heel veel kunnen doen. Geen of minder vlees eten. Niet of minder vliegen. Meer fietsen en met het openbaar vervoer. Isoleren. Zonnepanelen op het dak. Meer groen en minder stenen in de tuin. Om maar wat te noemen.

En praten, véél praten. Met familie, vrienden, buren, ondernemers en politici. Over wat er aan de hand is, waar je je zorgen over  maakt en wat je zelf eraan doet en wat anderen kunnen doen. En wat we samen kunnen doen. Want wij mensen zijn sociale wezens en vormen onze opvattingen in interactie met onze omgeving. Uit alle inputs die we krijgen uit gesprekken, media en reclame destilleren we onze meningen.

En verder natuurlijk actie voeren en druk uitoefenen op politiek, bedrijfsleven en media. Blijf niet afzijdig, toon burgerschap, laat je zien en horen! Het legertje klimaatactivisten heeft versterking nodig want er moet nog heel veel gebeuren!

Elke bijdrage telt

Een belangrijke vraag die bij veel mensen leeft is: maakt het eigenlijk uit als ik iets doe tegen klimaatverandering? Mijn kleine bijdrage tegenover de grote besluiten die in politiek en bedrijfsleven moeten worden genomen? Volgens mij kun je daar op 3 manieren naar kijken.

  1. De eerste manier is vanuit de paradox dat ieder van ons te klein is om in zijn eentje een zichtbaar verschil te maken, maar dat we samen wel verantwoordelijk zijn voor klimaatverandering, verlies aan biodiversiteit en het opraken van grondstoffen. Samen hebben we dus juist heel veel impact. En veel kleine bijdragen maken één grote bijdrage. Dus…
  2. De tweede manier om ernaar te kijken is dat elke kilogram CO2 telt. Alles wat we nu niet in de lucht blazen, zorgt de komende decennia niet voor verdere opwarming. Zo simpel is het.
  3. De derde manier is dat dat het gewoon goed voelt om dat te doen wat goed is voor de planeet. En dat het juist niet goed voelt om steeds weer dingen te doen waarvan je weet dat je ze eigenlijk niet zou moeten doen.

Alles of niets

Om de goede dingen te doen hoef je heus geen kluizenaar te worden die zich alle luxe ontzegt. Laat je niet vangen in een ‘alles of niets’-tegenstelling! Dat je denkt dat als je niet al datgene kunt of wilt doen dat goed is voor de planeet, het dan toch allemaal geen zin heeft. Doen wat binnen je mogelijkheden ligt, is al een belangrijke bijdrage. Dat zouden we allemaal moeten doen. Vergelijk het met roken. Als stoppen met roken niet meteen lukt, hoeft dat niet te betekenen dat je zoveel moet blijven roken als je deed. Minder roken is ook gewoon goed voor je gezondheid (en je portemonnee).

Ons energie- en grondstoffengebruik matigen en de biodiversiteit een boost geven, daarmee tijd kopen en ondertussen grote veranderingen afdwingen, dat is de strategie waarmee we de planeet inclusief onszelf helpen overleven.

Beïnvloedingsstrategieën

Maar hoe krijgen we onszelf – en elkaar – dan zover dat we de goede dingen gaan doen? Er zijn meerdere strategieën en daar is ook discussie over. Veel deskundigen en activisten zeggen dat je mensen niet moet confronteren en hen geen angst moet aanjagen maar ze moet verleiden. Met goede voorbeelden dus die mensen kunnen volgen, en door veranderen makkelijk en aantrekkelijk te maken.

Ik denk dat deze strategie absoluut een hele waardevolle is, maar dat deze er vanuit gaat dat we nog veel tijd hebben, en dat veranderen altijd ‘leuk’ kan zijn. Maar zoveel tijd hebben we niet, en veranderen is niet altijd alleen maar leuk.

Ik denk daarom dat we naast de verleidingsstrategie ook meer confronterend te werk moeten gaan. Mensen confronteren met hun onduurzame gedrag. De aandacht trekken, misschien met een knipoog, maar toch. De gevoelde spanning vergroten tussen wat men doet en wat men zou moeten doen. Zo werkt reclame immers ook. En het mag ook best een beetje schuren. Het gaat immers om onze toekomst!

Ik vind het spannend om met de tweede strategie te experimenteren. Het eerste resultaat daarvan heb ik als figuur bij dit blog gevoegd. Voel je vrij om hem te delen. Er zit geen copyright op 😉 En ik ben benieuwd wat je ervan vindt. Feedback is welkom!