Regeerakkoord ronduit misleidend over 1,5 gradendoel

Nieuwe coalitie maakt het zichzelf niet echt moeilijk op het klimaatdossier

Op 15 december presenteerden VVD, D66, CDA en CU hun regeerakkoord. Ook vanwege alle aandacht voor Omikron en de feestdagen is het goed om daar nog eens uitgebreid bij stil te staan. Dit stuk gaat over de vraag: wat spreekt de nieuwe coalitie af over de aanpak van de klimaatcrisis? Waar gaan Rob Jetten en zijn collega’s de komende 3 jaren mee aan de slag?

Intermezzo

Overigens vind ik ‘klimaatcrisis’ een steeds minder toepasselijke term. Een crisis is immers meestal een tijdelijk iets en na een crisis keer je met een beetje geluk terug naar een normale toestand. Dat is bij de klimaatcrisis helaas niet het geval en daar zijn drie redenen voor. Om te beginnen zijn we er nog mijlenver van verwijderd om de uitstoot van broeikasgassen terug te brengen naar nul. Bovendien zal de opwarming ook daarna nog een tijdje doorijlen vanwege de reeds in de atmosfeer aanwezige broeikasgassen. En tot slot blijven daarmee ook de negatieve effecten zoals schade door weersextremen progressief toenemen. We hebben dus te maken met een decennia durende, escalerende crisis zonder terugkeer naar een ‘normaal’. ‘Voortgaande klimaatontwrichting’ doet daarom wellicht meer recht aan wat er speelt. Andere suggesties zijn welkom.

Aangescherpt klimaatdoel voor 2030

Goed, terug naar het regeerakkoord. Daarin staat net als in de Klimaatwet dat Nederland uiterlijk in 2050 klimaatneutraal wil zijn. Het tussendoel voor 2030 is aangescherpt van 49 naar 55 procent reductie van CO2 (ten opzichte van 1990, neem ik aan). Om er zeker van te zijn dat die 55 procent ook echt wordt gehaald, wordt er gemikt op een reductie van 60 procent in 2030. De aanscherping naar 55 procent was overigens onvermijdelijk omdat deze eerder al in Brussel was besloten.

Goed om te zien is verder dat er nu ook tussendoelen voor 2035 (min 70 procent) en 2040 (min 80 procent) zijn. Dat is winst, want tussendoelen geven richting en houden de druk op de ketel. Wat dat betreft zou je ook een tussendoel voor 2025 verwachten, maar dat ontbreekt helaas.

Een beetje jammer is ook dat Nederland ‘koploper in Europa’ wil worden bij het tegengaan van de opwarming van de aarde. Gezien de track record van de drie kabinetten Rutte op klimaatgebied –  denk bijvoorbeeld aan de plaats van Nederland op de Europese ranglijst voor duurzame energie en aan het drama rond het Urgendavonnis – een nogal bevreemdende ambitie.  Nu.nl heeft al uitgezocht dat Nederland met deze doelen alvast geen koploper gaat worden als het om de uitstoot per hoofd van de bevolking gaat. Dus tja.

Misleidend over 1,5 gradendoel

Heel jammer – en dat is een understatement – is dat met deze doelen de maximaal 1,5 graden opwarming uit het Verdrag van Parijs niet wordt gehaald. Dat zit zo. Bij een opwarming met maximaal 1,5 graden hoort een maximale hoeveelheid CO2 die de mensheid nog mag uitstoten. Dit koolstofbudget is met de huidige uitstoot binnen 10 jaar verbruikt, en als we snel beginnen met het reduceren van de uitstoot kunnen we er een paar jaar langer mee doen. Hoe dan ook, duidelijk is dat klimaatneutraliteit in 2050 veel te laat is voor het 1,5 gradendoel. Waarschijnlijk wel 10 tot 15 jaar te laat. Eerder schreef ik al dat Nederland zichzelf matste met zijn klimaatwet.

De nieuwe coalitie schrijft dus de klimaatdoelstelling van maximaal 1,5 graad van het Klimaatakkoord van Parijs na te streven, maar heeft een klimaatdoel dat daarmee totaal niet in overeenstemming is. Dan zijn er eigenlijk maar 2 opties: of de coalitiepartners snappen het niet, of ze misleiden de goegemeente. Dat is een harde conclusie, maar het gaat hier dan ook niet echt om een detail.

Veel aandacht voor de uitvoering

Positief is dan weer dat er duidelijk is nagedacht over de uitvoering van de plannen. Zo komt er een nieuwe minister voor klimaat en energie. Ook wil het Rijk zijn eigen uitvoeringskracht en die van de medeoverheden versterken. Er komt een onafhankelijke wetenschappelijke adviesraad (zoals in het Verenigd Koninkrijk) die het beleid beoordeelt en erover adviseert. Met een  ‘generatietoets’ wil de coalitie beleid toetsen op een ‘brede welvaartsbenadering’. Het zou een manier kunnen zijn om de gevolgen voor de toekomst meer bij het huidige beleid te betrekken. Ook wil de coalitie burgers meer bij het klimaatbeleid betrekken. De vraag bij dit alles is natuurlijk hoe deze voornemens in de praktijk gaan uitwerken.  

Interessant is ook dat de coalitie signaleert dat de uitvoering van de voornemens belemmerd kan worden door het gebrek aan vakmensen. En dat ze daar actie op wil ondernemen.

Niet onbelangrijk is verder dat er een smak geld klaargezet wordt. Er komt een klimaat- en transitiefonds van €35 miljard voor de komende 10 jaar. Al met al lijkt dit toch op een voorzichtige trendbreuk in het denken en doen over de voortgaande klimaatontwrichting.

The devil zit in de uitwerking

Maar ook voornemens die goed klinken moeten eerst nog wel worden uitgewerkt. En zoals bekend kost uitwerking tijd, en als het onderwerp ook maar een beetje politiek gevoelig is: véél tijd.

Neem bijvoorbeeld het plan om een Nationaal Isolatieprogramma op te zetten. Daarvoor moet het Manifest Nationaal Isolatieprogramma van o.a. CDA, ChristenUnie en GroenLinks als basis dienen. Alleen zijn de uitgangspunten van dat manifest zo weinig concreet dat het nog een hele kluif wordt om daar een programma op te baseren. Er lopen zo veel lijnen en lijntjes door het manifest dat de vraag is wie er nu echt voor resultaten gaat zorgen. Een andere vraag is hoe je huishoudens met een laag- en middeninkomen daadwerkelijk aan het isoleren krijgt. Het zijn vragen waar je – ook politiek gezien – hele heikele discussies over kunt krijgen. Eerder pleitte ik voor de oprichting van een Rijksisolatiebedrijf, of desgewenst provinciale of regionale isolatiebedrijven. De taak van zo’n bedrijf zou vijfledig kunnen zijn: het doen van een isolatieaanbod, het doen van een financieringsvoorstel, het zorg dragen voor de uitvoering, het garanderen van de kwaliteit en het zorg dragen voor het opleiden van een groot aantal nieuwe vakmensen. 

Ook de systematiek voor rekeningrijden wil de nieuwe coalitie (opnieuw, alweer) laten uitwerken. En ook bij de luchtvaart is er werk aan de winkel. Denk aan de hoogte van de vliegticketbelasting en wat er met Lelystad Airport moet gebeuren. En ook in deze kabinetsperiode moet er weer een ‘integrale oplossing’ worden uitgewerkt om zowel de hubfunctie van Schiphol veilig te stellen als de overlast voor de omgeving te verminderen. Een heuse evergreen. Krimp van de luchtvaart als logische optie om luchtvervuiling, geluidhinder, stankoverlast en klimaatschade te verminderen wordt juist helemaal niet genoemd.

En dan zijn er nog de missers

Serieuze missers staan er ook in het regeerakkoord. Denk bijvoorbeeld aan de productie van synthetische kerosine waar enorme hoeveelheden groene stroom voor nodig zijn. Schaarse groene stroom die ook voor o.a. warmtepompen, datacenters en de productie van groene waterstof nodig is. En dat allemaal om het maar niet over krimp van de luchtvaart te hoeven hebben.

Die enorme vraag naar elektriciteit is wellicht de reden waarom de coalitie voorbereidingen wil treffen voor de bouw van twee kerncentrales. Alleen al die voorbereiding mag maar liefst vijf miljard kosten. Een hoop geld voor een mission impossible. Want hoe kan Nederland zorgen voor een veilige opslag van kernafval? Waar bergen we het spul duizenden jaren veilig op? Om nog maar te zwijgen over het vinden van veilige locaties voor de reactoren zelf. Want gezien de behoefte aan koelwater en de toenemende frequentie van het droogvallen van rivieren zal aan de kust gebouwd moeten worden. Maar rekening houdend met de zeespiegelstijging in het algemeen en het dramatische nieuws rond de Thwaitesgletsjer in het bijzonder zal dat een peperdure operatie worden. En dan is er ook nog het aspect van draagvlak onder de omwonenden. Het PBL zet alvast vraagtekens bij het voornemen om twee kerncentrales te bouwen, evenals bij de haalbaarheid van een reductie van de uitstoot met 60 procent in 2030.

Of neem de volgende passage: “We onderzoeken de mogelijkheden om financiële prikkels voor fossiele brandstoffen af te bouwen om vervolgens de financiële stimulering voor deze brandstoffen waar mogelijk te beëindigen. We doen dit zoveel mogelijk met andere landen, met het oog op ons vestigingsklimaat.” Meer onderzoek dus, alsof er niet al jaren wordt gesproken over de miljarden subsidie waarmee Nederland de fossiele brandstoffen kunstmatig goedkoop houdt. De coalitie laat hier zomaar een quick win liggen.

Samenvattend

Alles afwegend is mijn indruk van het regeerakkoord waar het de aanpak van de klimaatonwrichting betreft niet zo positief. Het akkoord is ronduit misleidend over de haalbaarheid van het 1,5 gradendoel. Daar staat tegenover dat er (aangescherpte) tussendoelen zijn geformuleerd voor 2030, 2035 en 2040. En dat er veel geld klaar wordt gezet en er veel aandacht is voor de uitvoering. Maar er moet wel nog ontzettend veel worden uitgewerkt voordat er flink minder CO2 de lucht in gaat. En helaas zijn er ook kapitale missers zoals de keuze voor kerncentrales en synthetische kerosine.

Al met al biedt dit geen regeerakkoord ondanks de aangescherpte tussendoelen niet de aanpak die je zou verwachten gezien de problematiek van de klimaatontwrichting. De coalitie had duidelijk geen zin om het zichzelf moeilijk te maken op het klimaatdossier. Zo vrijwaart zij zichzelf van een tussendoel in 2025, bereidt zij ingrijpende voornemens alleen nog maar voor en schuift zij de echte pijn nog even vooruit. De nood is nog niet hoog genoeg.

Deze analyse verscheen op Joop.nl op 8 januari 2022

Vastgelopen verduurzaming woningen vraagt om nieuw leiderschap

Oprichting Rijksverduurzamingsbedrijf door nieuw kabinet is een logische stap

Zoals bekend moet Nederland flink aan de bak om aan het Verdrag van Parijs te voldoen. Dat geldt ook voor het verduurzamen van woningen, kantoren en andere gebouwen.

En die verduurzamingsopgave is gigantisch. Zo spreekt het Klimaatakkoord (2019) in het hoofdstuk Gebouwde Omgeving over “een aanpassing van onze ruim 7 miljoen huizen en 1 miljoen gebouwen, veelal matig geïsoleerd en vrijwel allemaal verwarmd door aardgas, tot goed geïsoleerde woningen en gebouwen, die we met duurzame warmte verwarmen en waarin we schone elektriciteit gebruiken of zelfs zelf opwekken. Dat gaan we tot 2050 stapsgewijs en samen met bewoners en eigenaren van deze gebouwen doen.”

Het plan was om al in 2021 meer dan 50.000 woningen te verduurzamen en dan snel door te groeien naar 200.000 per jaar zodat er in 2030 al 1,5 miljoen woningen aardgasvrij zijn.

Oorzaken van vertraging

Maar met dat verduurzamen schiet het nog niet zo op: volgens Nieuwsuur staat de teller pas op enkele honderden huizen. Het is interessant om te onderzoeken wat daar de oorzaken van zijn.  

Het Planbureau voor de Leefomgeving onderzocht wat de ervaringen zijn van de gemeenten die voorop lopen met het aardgasvrij maken van wijken. Het blijkt dat zij last hebben van de Europese aanbestedingsregels omdat die voor vertraging zorgen. Ook hebben zij er last van dat de nieuwe Warmtewet nog niet af is. Daarnaast hebben gemeenten vaak moeite om de benodigde kennis, kunde en tijd vrij te maken. Wat ook niet helpt is dat er nog geen breed gedragen verhaal over nut en noodzaak van een aardgasvrije woonomgeving is. Daardoor valt het niet mee om draagvlak in de wijk te creëren. Dit zijn allemaal knelpunten die op het niveau van de Rijksoverheid liggen.

In de praktijk blijkt het ook lastig om hele wijken in één keer te verduurzamen. Er is meer maatwerk nodig dan gedacht, zowel voor de woningen als voor de bewoners. Elk huis en elke bewoner zit anders in elkaar.

Individuele huiseigenaren die zelf aan de slag willen, lopen tegen andere problemen aan. Zij krijgen te maken met aannemers die vanwege drukte niets van zich laten horen, tegenstrijdige adviezen of bedrijven die maar een deel van de oplossing aanbieden. Daar komen vaak nog twijfels bij over de kwaliteit van de bedrijven, de geoffreerde oplossing en de kostenraming. Wat betreft de financiering zijn er mogelijkheden voor een duurzaamheidslening met aantrekkelijke voorwaarden, maar iemand moet wel heel zeker van zijn of haar zaak zijn om een extra lening af te sluiten. Op deze manier is verduurzamen vooral iets voor de echte doorzetters.

Wat bij dit alles ook niet echt helpt is een oplopend tekort aan technisch geschoold personeel. Het zou om tienduizenden mensen gaan.

Nieuw leiderschap

Is de situatie gezien deze waslijst van problemen dan hopeloos? Niet per se, want zodra de oorzaken in beeld zijn, kan er worden gewerkt aan oplossingen.

Werk aan de winkel dus voor het nieuwe kabinet: duidelijk nut en noodzaak van de energietransitie neerzetten, keuzes maken en knelpunten oplossen. Het Rijk mag niet langer de moeilijke kwesties bij de gemeenten over de schutting kieperen. Althans niet zonder passende oplossingen in de vorm van een duidelijk doel, adequate wet- en regelgeving en voldoende middelen. Het Rijk moet de regie gaan voeren om een voorspoedige voortgang van het verduurzamen mogelijk te maken.

Een belangrijke knoop die op Rijksniveau doorgehakt moet worden is die van de financiering. Als het doel is om alle woningen te verduurzamen, is het onvermijdelijk een voorziening te treffen voor huiseigenaren die het geld daarvoor niet hebben. Het adagium dat iedereen zijn of haar eigen broek moet ophouden gaat hier niet langer op. Het zou immers betekenen dat het energiebesparingsdoel niet gehaald zou worden met negatieve (klimaat)gevolgen voor alle inwoners. Linksom of rechtsom zitten we met z’n allen in hetzelfde schuitje.

Oprichting verduurzamingsbedrijf

Maar hoe vervolgens uitvoering te geven aan deze gigantische klus? Dat kan bijvoorbeeld door een  verduurzamingsbedrijf op te richten. Dat kan op verschillende schaalniveaus: Rijk, provincies, regio’s en/of gemeenten. Voorbeelden op Rijksniveau zijn Rijkswaterstaat en RVO, beiden agentschappen. Onderzoek zal moeten uitwijzen wat de meest geëigende schaal en vorm is. De opdracht van zo’n verduurzamingsbedrijf zou in ieder geval de volgende vijf taken moeten omvatten:  

  1. Een aanbod doen voor het isoleren van woningen naar een niveau dat geschikt is voor verwarming met een warmtepomp en het vervolgens installeren van zo’n pomp. Wanneer een gemeente besluit tot het aanleggen van een warmtenet dat duurzaam gevoed kan worden, wordt een aanbod gedaan voor  een isolatieniveau dat past bij het warmtenet. Wellicht kan er in dat geval worden volstaan met een iets lichter isolatiepakket. Maar ook hier geldt: energie die je niet verbruikt, hoef je ook niet op te wekken.
  2. Het daarbij doen van een uitgewerkt financieringsvoorstel. Het inzetten van de uitgespaarde energielasten maakt daar logischerwijs deel van uit. In veel gevallen zal aanvullende financiering nodig zijn.
  3. Het zorg dragen voor uitvoering. Dat kan via de markt of via een dochterbedrijf.
  4. Het garanderen van kwaliteit en het garant staan voor eventuele problemen.
  5. Het zorg dragen voor het opleiden van een grote pool nieuwe medewerkers.

Een huiseigenaar mag het aanbod van het verduurzamingsbedrijf weigeren – het gaat immers om privaat eigendom – dus het aanbod moet zodanig aantrekkelijk zijn dat hij of zij het aanbod redelijkerwijs niet zou moeten willen weigeren. De opdracht voor het verduurzamingsbedrijf duurt totdat alle woningen zijn verduurzaamd.

Een voor de hand liggend argument tegen het oprichten van een verduurzamingsbedrijf is dat dit tegen het uitgangspunt in gaat dat de huiseigenaar verantwoordelijk is, ‘de markt’ het probleem moet oplossen en ‘de overheid’ zo terughoudend mogelijk moet zijn. Het antwoord daarop is dat we ons in een uitzonderlijke situatie bevinden. De klimaatcrisis is aan het escaleren en de opgave van de energietransitie is zo groot dat we met de bestaande werkwijze de opgave niet op tijd kunnen vervullen.

En uiteraard is ook een andere organisatievorm dan een verduurzamingsbedrijf  bespreekbaar, mits de uitvoering van de beschreven taken maar wordt geborgd. In die zin is een verduurzamingsbedrijf vooral ook een metafoor voor nieuw leiderschap aan de kant van de overheid. Het gaat er om met professionaliteit en doorzettingskracht voor te zorgen dat de gigantische klus op tijd wordt geklaard. Wie wat betreft schaal en daadkracht een voorbeeld uit het verleden zoekt, kan ironisch genoeg inspiratie opdoen bij de aanleg van het aardgasnet in de jaren zestig.

Dit artikel verscheen 8 april op Joop.nl

Rijk nog te afzijdig bij aardgasvrije wijken

Wat we eigenlijk al een beetje wisten, staat nu ook zwart op wit in een onderzoek van het PBL naar de voortgang van de aardgasvrije wijken. Gemeenten hebben het niet makkelijk bij het opstellen van de plannen.

“Structurele problemen op hoger niveau vertragen het proces. Zo kan als beschermend bedoelde wetgeving beperkend zijn voor de transitie, bijvoorbeeld op het vlak van Europese aanbestedingsregels. Andere wetgeving, zoals de Warmtewet 2, geeft weinig sturing omdat deze nog in ontwikkeling is. Daarnaast hebben gemeenten vaak moeite om de benodigde kennis, kunde en tijd vrij te maken om de benodigde nieuwe vaardigheden te ontwikkelen. Ook zou een breed gedragen verhaal over nut en noodzaak van een aardgasvrije woonomgeving het realiseren van draagvlak in de wijk kunnen helpen – nu is die er niet.”

Werk aan de winkel dus voor het volgende kabinet. Niet langer vanaf de zijlijn toekijken maar duidelijk nut en noodzaak neerzetten, knelpunten oplossen en keuzes durven maken.


Good cop or bad cop

Ik durf te wedden dat de meesten die met het klimaat bezig zijn dit dilemma herkennen. Communiceer ik vooral positief nieuws of laat ik vooral zien dat de mensheid veel te traag in actie komt? Mensen schijnen slecht nieuws te negeren. En misschien erger nog: slecht nieuws zou zelfs kunnen leiden tot een apathische of defaitistische houding. “Als het zo groot is, dan maakt mijn kleine bijdrage ook niet uit.”

Goede voorbeelden daarentegen geven een positief gevoel en moedigen aan die goede voorbeelden te volgen. Vooral als degenen die het goede voorbeeld geeft, dicht bij je staan. Peer-to-peer-beïnvloeding heet dit mechanisme met een duur woord. ‘Goed voorbeeld doet volgen’ luidt niet voor niets een bekend Nederlands spreekwoord. ‘Handelingsperspectief bieden’ noemen beleidsmakers dit. Oftewel: mensen zijn kuddedieren die zich voortdurend spiegelen aan hun omgeving.

If the world were a bank it would already have been saved

Alle tijd van de wereld

Als we alle tijd van de wereld zouden hebben, zou ik groot voorstander zijn van alleen positief nieuws. Alleen… die tijd hebben we niet meer. Alle tekenen wijzen er op dat het klimaat veel sneller verandert dan we dachten. Dat is een best wel schokkend inzicht. En het vereist dus ook veel snellere actie.

Maar ondertussen zie ik om mij heen vooral veel business as usual. Mensen gaan gewoon op vakantie, de EU ruziet over een nieuwe baas en Shell blijft olie en gas oppompen. Schiphol mag verder groeien en het kabinet gaat niet voldoen aan het Urgendavonnis. En het klimaatakkoord hangt aan elkaar van maatregelen die verder moeten worden uitgewerkt. Het kabinet vermijdt zorgvuldig elk signaal dat we in een precaire situatie zitten. Vermoedelijk omdat het vreest dat de achterban dat soort nieuws slecht trekt. Om gek van te worden. De wereld lijkt wel in coma.

Fridays for Future Germany

Het is niet dat er niets gebeurt of dat het klimaat niet leeft. In Duitsland heeft de groene partij bij de Europese verkiezingen gigantisch gewonnen. De klimaatcrisis is daar ineens een groot issue, en de traditionele partijen zagen het niet aankomen.

Al ruim 6 maanden gaan er elke vrijdag tienduizenden scholieren en ook steeds meer ouders en grootouders de straat op. Ondertussen groeit bij hen de frustratie omdat de politiek het protest eerst wegwimpelde en nu maar niet tot besluiten kan komen. Het is geen gewaagde voorspelling dat steeds meer mensen zich zullen aansluiten bij groepen zoals Extinction Rebellion die vreedzaam protesteren op basis van burgerlijke ongehoorzaamheid.

Hoe verder?

Maar hoe gaat het nu verder? Meerdere scenario’s zijn denkbaar. Het meest waarschijnlijke vind ik een scenario dat er versneld meer draagvlak groeit voor ingrijpende maatregelen. Eerst nog wat schoorvoetend maar dan steeds rigoureuzer. Denk bijvoorbeeld aan een besluit de luchtvaart niet te laten groeien en wat later zelfs te laten krimpen. Er zal een moment komen dat de grote politieke partijen ‘om’ zullen gaan. Dat ze wel ‘om’ zullen moeten omdat de kiezers dat vragen. De vraag is alleen hoe snel ‘snel’ zal zijn. En hoeveel klimaat en wereld dan nog over is.

Ondertussen moeten we het hebben van positief nieuws én van acties die laten zien dat het draagvlak groeit. Maar mensen mogen ook niet denken dat het vanzelf wel goedkomt. Dus we hebben ook berichten en acties nodig die laten zien dat we geen tijd te verliezen hebben. Good cop or bad cop, we hebben ze allebei nodig.

En verder is het wachten op het moment dat BN-ers zich uitspreken over de klimaatcrisis. Liefst in combinatie met positieve veranderingen in hun lifestyle. Wie durft de eerste te zijn?

Vijf dilemma’s voor een nieuw kabinet

De verkiezingen zijn achter de rug, en de zoektocht naar een nieuw kabinet is in volle gang. Inmiddels is duidelijk dat VVD, CDA, D66 en GroenLinks verder gaan onderhandelen. Een combinatie met potentie, maar nog geen gemakkelijke klus, zeker niet wanneer we kijken naar het af te spreken klimaatbeleid. Ik zie vijf serieuze dilemma’s.

Aan de onderhandelingstafel

 

1. Durven VVD en CDA kleur te bekennen?

Als we kans willen maken de klimaatverandering nog een beetje beheersbaar te houden, moeten VVD en CDA echt werk willen maken van het halen van de Parijs-doelen. Tijdens de campagne zeiden ze dat ze dat willen, maar het ‘hoe’ blijkt helaas niet uit hun programma’s. Dat betekent dus kleur bekennen over de rol van de overheid, burgers en ondernemers. En over hoeveel geld je ervoor wilt beschikbaar wilt stellen. D66 en GroenLinks hebben daar in hun programma’s wel duidelijke uitspraken over gedaan en er geld voor gereserveerd.

De partijleiders van VVD en CDA zullen hun achterbannen moeten overtuigen van het feit dat het halen van de Parijs-doelen niet alleen noodzakelijk is maar ook nog eens hoogst urgent. En dat komt bovenop het verdedigen van een keuze voor GroenLinks als coalitiepartner, ervan uitgaande dat deze combinatie het redt. Niet een partij waar VVD- en CDA-ers heel warme gevoelens voor koesteren.

Overigens is mijn inschatting dat de meeste kiezers een keuze vóór het klimaat goed zouden snappen. Nu ook de NOS steeds indringender bericht over klimaatverandering, valt aan de logica daarvan ook nauwelijks meer te ontkomen. De pijn zit hem meer in wat zo’n keuze precies betekent.

2. De doelen van Parijs – wat betekent dat eigenlijk?

In het Akkoord van Parijs is afgesproken om in 2100 de opwarming ruim beneden de 2 graden te houden, en zo mogelijk zelfs te beperken tot 1,5 graad Celsius. Een nog best ambitieus (en riskant) doel, maar wat dat doel concreet betekent, is nog niet afgesproken. Want wie moet op welk moment zijn CO2-uitstoot met hoeveel procent terugbrengen om het 2-gradendoel nog te kunnen halen? Dat is nog niet duidelijk en moet verder worden uitgewerkt. In 2018 worden de nieuwe plannen voor CO2-reductie van alle landen besproken. Mij lijkt dat we snel toe moeten naar een concrete en eenduidige afspraak zodat iedereen precies weet waar hij of zij aan toe is.

Een beetje vergelijkbaar met de afspraak binnen de EU om in 2030 40 procent minder CO2 uit te stoten (ten opzichte van 1990). Maar eerlijk is eerlijk – het is toch gek dat we voor de CO2-reductie nog geen operationeel doel hebben? Dan is het eigenlijk ook niet zo verwonderlijk dat politieke partijen nog een beetje (veel) zwemmen als het gaat over klimaatbeleid?

Gelukkig wordt wel nagedacht over een hanteerbare duidelijke klimaatafspraak. Afgelopen week kwamen wetenschappers met een concrete ‘roadmap’ daarvoor. Het voorstel houdt in dat we:

  • elke 10 jaar onze CO2-uitstoot halveren;
  • de CO2-uitstoot die gepaard gaat met ons landgebruik (bijvoorbeeld ontbossing) in 2050 naar 0 hebben teruggebracht en
  • dat we op grote schaal CO2 uit de lucht gaan halen.

Het is absoluut een ambitieus plan. Maar wel lekker concreet en uitdagend. Als we dit met elkaar afspreken, plus een controlemechanisme, dan kan iedereen aan de slag omdat we weten wat ons te doen staat.

3. Markt of overheid? Of allebei?

Het derde dilemma gaat over de vraag hoe de klimaatdoelen kunnen worden bereikt. Voor VVD, CDA en ook D66 zijn innovaties in het bedrijfsleven daarvoor een belangrijk middel. GroenLinks leunt bij het halen van de klimaatdoelen wat zwaarder op de overheid. D66 en GroenLinks willen dat er een klimaatwet komt, iets waar VVD en CDA geen heil in zien. Zo’n klimaatwet geeft  ondernemers en burgers duidelijkheid over wanneer bepaalde klimaatdoelen moeten worden gehaald. Wel zo handig om de neuzen dezelfde kant op te krijgen.

Waar sommige politici een dilemma zien – markt of overheid – zie ik vooral de noodzaak om de middelen van beiden te mobiliseren. We hebben eenvoudigweg een te grote opgave voor de kiezen om ideologisch fijn te slijpen. We zullen alle middelen moeten inzetten die ons ter beschikking staan.

En soms kan de overheid juist belemmeringen wegnemen waardoor de kracht van de markt beter tot zijn recht komt. Dat kan bijvoorbeeld door eigen vermogen in te brengen en/of een garantstelling af te geven voor het risico dat banken of bedrijven lopen wanneer zij andere ondernemers of burgers leningen verstrekken waarmee deze duurzame investeringen financieren. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het project ‘Woningabonnement’ waarbij woningeigenaren hun huis laten verduurzamen en de kosten worden betaald uit de bespaarde energiekosten in de toekomst.

4. Vrijwillig of met (zachte) dwang?

In onze samenleving worden de macht en de bevoegdheden van de overheid geregeld in wetten. En aan (bijna) elke beperking van de vrijheid van burgers en ondernemers gaat een stevige discussie in parlement en samenleving vooraf. En dat is ook goed zo.

In de neoliberale benadering van beleid die ook in ons land nog steeds geldt, is het zo dat er veel vertrouwen is in de kracht van de markt om oplossingen te bedenken en welvaart te creëren. Om die kracht van de markt ruimte te geven moet de overheid zo min mogelijk regels maken en zo weinig mogelijk belasting heffen. Verder zijn we in Nederland niet zo van de geboden en verboden. Wij vertrouwen eerder op convenanten omdat de deelnemers daaraan zelf aan de slag gaan met de afspraken van het convenant. Althans dat hopen we dan. Handhaven is trouwens ook niet echt onze sterke kant.

Je kunt hele (waardevolle) discussies hebben over wat wel en niet wenselijk is – en werkt – in onze samenleving. Maar feit is dat als we het doel van emissiereductie niet halen we een levensgroot probleem hebben. Mij lijkt dat we gegeven deze situatie duidelijke keuzes moeten durven maken. Hoe duidelijker we nu zijn, hoe beter ondernemers en burgers daarop in kunnen spelen met hun beslissingen en met het bedenken van nieuwe werkwijzen en producten. En soms zullen we ook wat meer dwingend moeten worden, ook al zal niet iedereen dat leuk vinden.

Dat is ook waar veel ondernemers om vragen: ‘geef ons duidelijke doelen en regels en zorg ervoor dat ook de concurrent zich er aan houdt. En geef ons ruimte voor innovatie. Dan kunnen wij ons ding doen.’

Die duidelijkheid helpt iedereen vooruit. Als je weet dat rijden op diesel en benzine steeds duurder wordt en uiteindelijk zal stoppen, dan is de kans groot dat je volgende auto een elektrische wordt. Het is onvermijdelijk dat alle woningen binnen 1 à 2 decennia goed geïsoleerd worden en dat we overgaan op koken en verwarmen zonder aardgas. Als je weet dat we gaan stoppen met aardgas, ga je waarschijnlijk geen nieuw gasfornuis meer kopen.De vraag is of we bij dat isoleren kunnen vertrouwen op eigen kracht en verantwoordelijkheid, of dat er meer nodig is. Wat doe je met mensen die niet willen isoleren, of die het niet kunnen betalen? Ook hier zijn duidelijke doelen en regels nodig, en oplossingen voor de problemen van bijvoorbeeld betaalbaarheid.

5. Kosteneffectieve maatregelen – of gewoon doen wat werkt?

Een vijfde dilemma lijkt mij de huidige focus op kosteneffectief beleid. Het is natuurlijk goed om te kijken naar de kosten in relatie tot de effecten van maatregelen. En het is ook zeker slim om eerst die maatregelen uit te voeren die het meeste effect bereiken tegen de laagste kosten.

Dus een snelle toets op kosteneffectiviteit is absoluut prima. Maar je kunt heel veel rekenen en nog meer discussiëren over de aannames achter de berekeningen. Dat is vooral handig als je nog geen besluit durft te nemen. Mij lijkt dat we gezien de vaart die we moeten maken met het reduceren van de uitstoot van CO2 en het vergroten van de productie van duurzame energie we wat minder gaan rekenen en wat meer besluiten nemen. We moeten gaan doen wat werkt.

Dit is mijn vierde blog. Laat je me weten wat je ervan vindt? Tips zijn ook welkom. Dankjewel!