Vandaag verscheen op FTM een zeer lezenswaardig stuk over hoeveel ‘creatieve’ vrijheid we vinden dat bedrijven zoals Shell mogen nemen bij het aanprijzen van hun producten. En over welke verantwoordelijkheid media zoals o.a. NRC hebben bij het toelaten van reclame voor schadelijke producten.
Hoe vrij mag reclame zijn?
Hoever gaat de commerciële vrijheid van meningsuiting, vraagt FTM. Een vertegenwoordiger van de adverterende bedrijven zegt daar het volgende over. ‘We hebben in Nederland besloten om de energietransitie te bereiken door mensen te verleiden tot ander gedrag. We hebben niet gekozen voor een dictatoriale staat met verboden, omdat we er vanuit gaan dat burgers en consumenten verantwoordelijk genoeg zijn om zelf die keuze te maken.’
Dat lijkt me inderdaad een prima uitgangspunt als je zeeën van tijd hebt. En als er geen sprake is van een levensbedreigende situatie. De crux is echter dat we geen tijd meer hebben voor nog een speelkwartier voor fossiele bedrijven. De transitie moet nu! echt beginnen want de klimaatcrisis dendert – helaas – gewoon door.
In die situatie wringt het als bedrijven ver mogen gaan in het zich groener voordoen dan ze werkelijk zijn. Want veel burgers en consumenten zijn wel degelijk zeer ontvankelijk voor misleidende boodschappen. Als dat niet zo zou zijn, zou een groot deel van de reclame-industrie en de media immers geen bestaansrecht hebben. En daarmee wordt de transitie dus doelbewust afgeremd.
Bredere context
In die zin past de discussie over het inperken van reclamevrijheid voor fossiele producten in een veel breder debat: hoe sturend mag of moet de overheid zijn in het vooruit helpen van de energietransitie? Vooralsnog is van die sturing weinig merkbaar en deint de overheid vooral mee op initiatieven en goede voorbeelden van anderen.
De laissez faire-houding ten opzichte van reclame van fossiele bedrijven versterkt daarbij ook nog eens zichzelf. Zolang burgers en consumenten worden gevoed met misleidende boodschappen over de klimaatcrisis, zal er weinig draagvlak zijn voor krachtig bijsturen. Tragisch, eigenlijk.
Veel gemeenten hebben als doel om in 2040 klimaatneutraal te zijn. Sommige willen dit doel zelfs eerder bereiken. Maar wat betekent het eigenlijk voor een gemeente om klimaatneutraal te worden? En hoe makkelijk of moeilijk is het om dat doel te bereiken? Lees het in zeven vragen en antwoorden.
Hoe verwarmen we onze huizen en kantoren in een klimaatneutrale stad?
Klimaatneutraal betekent dat we geen fossiele brandstoffen meer gebruiken. Dus we verwarmen onze huizen in ieder geval niet meer met gas. Een alternatief is aansluiting van de woning op een warmtenet dat wordt gevoed met een duurzame warmtebron zoals aardwarmte. Voor de aanleg van een warmtenet moet de straat open en worden er nieuwe leidingen gelegd. Is een woning al goed geïsoleerd, of kan ze goed geïsoleerd worden, dan is een warmtepomp wellicht een betere oplossing. Ook infraroodpanelen zijn wellicht een optie. In alle gevallen geldt: hoe beter je huis geïsoleerd is, hoe minder warmte je nodig hebt. Gemeente en bewoners gaan samen op zoek naar de beste oplossingen.
Hoe koken we in een klimaatneutrale stad?
Omdat we van het gas afgaan, koken we voortaan op elektriciteit. Heel eenvoudig, met inductie of keramisch. Het eten dat we koken, komt steeds vaker uit eigen stad of uit de omgeving. Dan zijn er minder vrachtwagens en vrachtschepen nodig om het voedsel te vervoeren.
Hoe verplaatsen we ons in een klimaatneutrale stad?
Auto’s, vrachtwagens, bussen en scooters rijden straks niet meer op fossiele brandstoffen maar elektrisch. Misschien dat waterstof ook een rol gaat spelen als brandstof, maar dat is nog niet met zekerheid te zeggen. Al het vervoer wordt in ieder geval schoon en veel stiller. Dan wordt de lucht die we inademen een stuk frisser!
Het zou goed kunnen dat er veel minder auto’s op straat staan, omdat er beter openbaar vervoer is en mensen dichter bij huis werken. Veel mensen zullen een auto delen met andere bewoners in de straat of de wijk. Op die manier ontstaat er meer ruimte voor bomen, om te spelen en om fietsen te parkeren.
Hoe komen we aan stroom in een klimaatneutrale stad?
De stroom die buiten de stad wordt opgewekt, komt niet meer uit gas- of kolencentrales, maar vooral van grote windparken op zee. In de stad verschijnen veel meer zonnepanelen en zonneboilers op de daken. Steeds meer mensen wekken hun eigen elektriciteit op, vaak samen met hun buurtgenoten. Er komen ook meer grote batterijen om duurzaam opgewekte energie op te slaan tot het moment dat hij nodig is. En het zou heel goed kunnen dat de accu’s van elektrische auto’s als buffers gaan dienen (overdag de accu’s opladen met zonnestroom, ’s avonds de energie teruggeven aan het net om op te koken en tv mee te kijken). Belangrijk is dat we met zuinige apparaten en zuinig gedrag de vraag naar elektriciteit terugdringen.
Hoe makkelijk of moeilijk is het om ‘klimaatneutraal’ te worden?
Er moet veel gebeuren in relatief korte tijd, maar technisch is het niet zo ingewikkeld. Alle technologie die we nodig hebben is beschikbaar. Misschien dat er nog wat mooie nieuwe vondsten bijkomen, maar ook met wat we nu hebben, gaat het lukken. Dat wil nadrukkelijk niet zeggen dat het een eenvoudige opgave is.
Klimaatneutraal worden is namelijk wel een kwestie van knopen doorhakken, goed plannen en financiële hobbels opruimen. Want bewoners – of het nou huiseigenaren zijn of huurders – zullen alleen dan meewerken als ze de investering kunnen betalen of financieren via een lening. Bewoners die daartoe niet in staat zijn of de investering niet binnen overzienbare termijn kunnen terugverdienen, zullen die investering dan ook niet (kunnen) doen.
Wat is de rol van de gemeente?
Deze megaoperatie kan alleen maar van de grond komen, als de gemeente haar rol van regisseur en aanjager voortvarend oppakt. Dat betekent dat er flink meer menskracht en geld nodig is om met de planning en uitvoering aan de gang te gaan en om ervoor te zorgen dat huiseigenaren en huurders meedoen.
De gemeente komt hierbij als vanzelf een aantal nog niet opgeloste vraagstukken tegen zoals:
Omdat een wettelijke verplichting om huizen klimaatneutraal te maken er (vooralsnog ) niet is, kan de gemeente bewoners niet dwingen mee te werken. De gemeente moet dus vooral verleiden. Dat kan misschien zelfs leiden tot betere oplossingen, maar het kost in ieder geval meer tijd en… geld. Maar de middelen van de gemeente zijn wel beperkt.
Welke rol gaat het Rijk op zich nemen, en wanneer? Komt het Rijk met een wettelijke verplichting? En komt het Rijk met subsidies om bewoners te verleiden klimaatneutraal te worden, en komt er een financieel vangnet die de overstap echt niet zelf kunnen betalen of financieren?
In de aanloop naar een evt wettelijke verplichting is de vraag: waar ligt de grens van wat je van bewoners mag verwachten als het gaat om het investeren in klimaatneutrale huizen en woningen? En wanneer springt de overheid bij, al is het maar omdat anders de transitie niet van de grond komt?
Onzekerheden over een wettelijke verplichting en over financiële tegemoetkomingen kunnen leiden tot (strategisch) uitstelgedrag bij bewoners. Bewoners zullen in de tussentijd vooral die maatregelen nemen die makkelijk te realiseren zijn en snel terug te verdienen. Dat betekent dat een grote meerderheid van de woningen niet binnen afzienbare termijn op eigen initiatief volledig klimaatneutraal zal worden. Het goede nieuws is dat bewoners wel op grote schaal energiebesparende maatregelen zullen nemen en investeringen zullen doen in het opwekken van duurzame energie.
Is het resultaat de moeite waard?
Absoluut! Niet alleen omdat we op die manier onze bijdrage leveren aan het tegengaan van klimaatverandering. Maar ook omdat een klimaatneutrale stad een stuk groener, gezonder en meer ontspannen is dan de stad die we nu kennen.
Conclusie
De uitdaging voor gemeenten is om in dit speelveld:
een strategie te ontwikkelen die zoveel mogelijk bewoners verleidt om zelf te investeren in de energietransitie,
te zorgen dat de maatregelen die bewoners nu zelf nemen goed aansluiten op maatregelen die de gemeente nu neemt en op maatregelen die later nog zullen volgen om volledig klimaatneutraal te worden,
zelf de juiste randvoorwaarden te scheppen en investeringen te doen die hoe dan ook noodzakelijk zijn, ongeacht de besluiten die het Rijk later neemt. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om het tot stand (helpen) brengen van warmtenetten,
en ondertussen krachtig te lobbyen bij het Rijk om snel een duidelijke routekaart voor het klimaatneutraal maken van Nederland te ontwerpen en daarin duidelijkheid te bieden over de vragen en dillemma’s die hierboven zijn beschreven.
Met dank aan Femke Sleegers voor het meelezen met eerdere versies
Het is even schrikken voor diegenen die dachten dat we goed bezig zijn met onze energietransitie. Je weet wel, de energietransitie is die grote overstap die we moeten maken van fossiele brandstoffen naar duurzame energiebronnen. Zodat we op die manier het klimaat nog een beetje kunnen redden. En daarmee de toekomst van onze planeet kunnen veiligstellen.
Zoals ik al in mijn vorige blog schreef, is de ambitie van het nieuwe kabinet te laag en duurt de energietransitie in het huidige tempo te lang.
Snel met meer transities aan de slag
Het heeft even geduurd, maar nu is het ook mij duidelijk. Met alleen de energietransitie komen we er niet. Er zijn meer grote problemen die we moeten aanpakken. Alsof één transitie nog niet moeilijk genoeg is, moeten we met meer transities aan de slag. En snel ook.
Het ‘grappige’ is dat ik enkele maanden nog dacht dat we eerst met de energietransitie aan de slag moeten voordat we aan die andere transities kunnen beginnen. Dit omdat we anders onze politici – en onze samenleving – compleet overvragen. Maar ik geef toe: ik zat er compleet naast. We kunnen niet wachten totdat de energietransitie een eind op streek is, we kunnen de transities niet één-voor-één doen. We zullen ze tegelijk en parallel moeten uitvoeren. En we hebben geen tijd te verliezen.
Eindeloos genieten…
We zijn met zijn allen verslaafd geraakt aan eindeloos genieten. Méér van alles. Méér lekker eten, méér leuke kleding, vaker en verder op vakantie. En dat steeds mooier, beter, lekkerder en goedkoper. Uitgekiende reclames maken ons die boodschap elke dag opnieuw wijs. Zodat we denken dat het normaal is en we niet meer zonder kunnen. En voor degenen die te weinig geld hebben om hun wensen te vervullen, is er de hoop cq. belofte dat die ooit wèl binnen handbereik komen.
… en keihard over grenzen heengaan
Maar inmiddels dringt de keerzijde van onze consumptie steeds harder onze levens binnen. Want om al die producten en diensten goedkoop te kunnen produceren, plegen we op grote schaal roofbouw op onze aarde. Hoewel de marketingafdelingen hun best doen de beelden van ons consumenten weg te houden, kennen we de gevolgen maar al te goed. Vervuilde lucht, bodem en water, afvalbergen, gekapte oerwouden, leeggeviste oceanen, uitgebuite productiewerkers, mishandelde dieren in de bio-industrie.
We zien het aan de klimaatverandering die nu al leidt tot extreem weer en enorme schade. Denk aan de landen rond de Middellandse Zee met enorme zomerse droogte, bosbranden en verschrompelde oogsten. Denk ook aan de VS met zijn bosbranden en wervelstormen, en aan de Alpenlanden waar zelfs bergen instabiel worden.
We zien aan het sterven van de insecten. Uit tellingen in Duitsland blijkt een afname met 76% sinds 1976. Met de insecten verdwijnen de vogels, en boeren zitten met de handen in het haar omdat de bijen verdwijnen die nodig zijn om de gewassen te bestuiven. We zien het aan het op veel plaatsen in de wereld opraken van de zoetwatervoorraden. En aan de destabiliserende werking van klimaatverandering op landen en regio’s die toch al fragiel zijn. Aan de conflicten die hieruit ontstaan en aan de vluchtelingen die onze veilige havens proberen te bereiken.
En ondertussen groeit de wereldbevolking nog steeds en willen al deze mensen ons consumptiepatroon overnemen. Dat leidt dus onherroepelijk tot een nòg hogere belasting van onze planeet, tenzij we…
Grenzen (her)stellen
Wat we dringend nodig hebben zijn aanpassingen in ons productie- en consumptiepatroon zodanig dat we het leven op aarde respecteren. Dat klinkt een beetje zweverig, maar het gaat erom planten, dieren en natuurlijke processen de ruimte te geven die ze nodig hebben. En natuurlijke hulpbronnen zoals bodem en water alleen op die manier in te zetten zodanig dat deze zichzelf weer kunnen herstellen en aanvullen. Dat betekent dus dat we ons als mensen veel terughoudender moeten opstellen. Dat we weer in balans moeten leren leven met onze leefomgeving in plaats van haar onbeperkt te gebruiken en naar onze hand te zetten.
Herstel van biodiversiteit
Concreet betekent dit dat we snel moeten beginnen met het herstellen van de biodiversiteit. Van het vergroenen van versteende tuintjes, straten en plantsoenen in de streden tot het opnieuw introduceren van heggen en struikgewassen op het platteland. Het betekent ook het zaaien van bloemen en het stoppen met landbouwgif dat insecten en ander leven doodt. Maar het betekent bijvoorbeeld ook het instellen van meer kraamkamers op zee waar niet mag worden gevist zodat vissen en andere levende wezens zich kunnen herstellen.
Sluiten van kringlopen
Ook betekent dit dat we snel onze kringlopen moeten sluiten. Op energiegebied – dat we voortaan alleen nog maar hernieuwbare energie gebruiken – maar ook als het gaat om al het tastbare om ons heen. We moeten ervoor zorgen dat we onze consumptie van nieuwe grondstoffen tot een minimum beperken en onze hoeveelheid afval praktisch tot nul terugbrengen. Waar het nu nog normaal is dat we meer dan de helft van ons afval weggooien en verbranden, wordt hergebruik de nieuwe norm.
Is dat lastig? Dat is maar hoe je het bekijkt. Neem nou de zakken waarin chips worden verpakt. De glimmende zakken bestaan uit meerdere materialen die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Handig voor de fabrikant, maar met de zak kun je vervolgens nog maar twee dingen: weggooien en verbranden. Andere materialen die wel gerecycled kunnen worden zijn beschikbaar, maar de fabrikanten voelen nu geen druk om deze te gebruiken. Denk ook aan statiegeld op kleine flesjes en blikjes. Omdat Nederland anders dan bijvoorbeeld Duitsland geen statiegeld hiervoor kent, belanden deze verpakkingen veelvuldig op straat en in de natuur, en worden ze niet hergebruikt. Heel erg jammer en een gemiste kans.
Grotere rol van de overheid
Het zijn uiteraard maar twee voorbeelden. Maar het interessante is dat we nu al veel verbeteringen kunnen doorvoeren, als we het maar willen. Maar om die veranderingen in gang te zetten moeten we wel bestaande gewoontes en belangen doorbreken. Denk aan de voorbeelden van de chipszakken en het statiegeld. De fabrikanten die zich nu nog verzetten, zullen moeten worden ‘aangemoedigd’ om over te stappen op duurzame alternatieven. Sommige producten zullen hierdoor duurder worden, waardoor hun consumptie af zal nemen. Blijkbaar is de prijs van deze producten nu dus te laag in vergelijking met wat de aarde aankan. Sommige producten zullen helemaal verdwijnen, terwijl er ook nieuwe producten zullen ontstaan.
Om deze veranderingen in gang te zetten is een grotere rol van de overheid onvermijdelijk. Dat betekent een trendbreuk met het huidige neoliberale denken waarin de markt vooral als oplossing wordt gezien en de overheid als bron van problemen. Het betekent dat de overheid een hoogwaardige partner moet worden die kennis over de grenzen van deze planeet vertaalt in grenzen waarbinnen bedrijven mogen opereren. Het betekent ook een enorme inspanning om met alle andere landen op één lijn te komen en dezelfde grenzen te stellen.
Grotere rol van burgers
De komende decennia zullen dus veel dingen (moeten) veranderen. Dat vraagt veel van burgers (bewoners, mensen), op verschillende vlakken. Om te beginnen als aanjager en ondersteuner van veranderingen. Want zonder draagvlak bij de bevolking kunnen politici en overheden de veranderingen waar we het over hebben niet doorvoeren. Sterker nog: zonder druk vanuit de voorlopers in de bevolking zullen veel politici deze stappen niet eens aandurven. Een volgende blog zal dan ook gaan over wat burgers zelf kunnen doen. Spoiler: ik zal het daarbij zeker gaan hebben over verantwoordelijkheid nemen en weerstand bieden aan verleidingen die slecht zijn voor de toekomst van onze planeet 😉
Maar het betekent ook meer betrokkenheid en solidariteit met de andere mensen op deze planeet die ook met deze veranderingen worden geconfronteerd. Dat kan alleen als we de veranderingen met elkaar invoeren, in plaats van te concurreren met elkaar. En eigenlijk is dat heel mooi, want uiteindelijk vormen burgers, mensen dus zoals jij en ik, het levend organisme van iedere samenleving. Of het nou om een wijk, een stad, een land of om de planeet gaat.
De grote uitdaging is om, juist ook tegen de achtergrond van alle veranderingen die plaatsvinden en nog zullen moeten plaatsvinden, iedereen een redelijk bestaan te gunnen. En dan bedoel ik met ‘gunnen’ dat we daarvoor ook actief de voorwaarden scheppen. We kunnen ons namelijk simpelweg niet veroorloven de kloof in welvaart zo groot te laten of nog verder te laten groeien. Die kloof is om te beginnen in moreel opzicht niet te verantwoorden. Maar bovendien zet de kloof de samenwerking tussen ‘arm’ en ‘rijk’ onder druk, terwijl we juist alle krachten moeten bundelen om de transities tot een goed einde te kunnen brengen.
Bijgaande TEDx-video van Kate Raworth geeft een mooie inkleuring van het bovenstaande. En en passant maakt zij de mainstream economische wetenschap fijntjes met de grond gelijk. Kate was afgelopen zondag nog te gast in Buitenhof. Kijken dus!
Een belangrijke hobbel in de energietransitie is tot nu toe het opslaan van duurzaam geproduceerde stroom. Immers, als het hard waait of als de zon hard schijnt wordt er veel groene stroom geproduceerd, maar de piekvraag kan wel eens op een heel ander moment liggen. Dat betekent bijvoorbeeld dat in Duitsland windturbines worden uitgezet op het moment dat er minder vraag naar stroom is dan aanbod. Zou men de turbines laten doordraaien, dan is de kans groot dat de onbalans ervoor zorgt dat het net ‘uit elkaar knalt’. En op grote schaal groene stroom opslaan is lange tijd erg lastig geweest.
En dat is heel erg zonde, want op die manier gaat er veel potentie aan duurzame energie verloren. En het betekent ook dat we aangewezen blijven op centrales gestookt op kolen, gas of kernenergie om op de momenten dat er een tekort aan groene stroom is bij te springen met vieze grijze stroom. Daarom wordt er op vele plekken hard gewerkt aan oplossingen. Ik noem er vier.
Smart grids
Een manier om vraag en aanbod op het stroomnet te balanceren zijn zogenaamde smart grids. Slimme stroomnetten dus. Zo’n slim net zorgt er bijvoorbeeld voor dat de aangesloten wasmachines gaan draaien op het moment dat de wind hard waait. Met deze smart grids wordt op verschillende plekken geëxperimenteerd maar ze bestaan nog niet op grote schaal.
Grote batterijen voor thuisgebruik
Maar er wordt ook hard gewerkt aan manieren om duurzame stroom op te slaan. Zo zijn er nu grote batterijen te koop die je thuis kunt installeren en waarmee je de zonnestroom van je dak kunt opslaan totdat je hem nodig hebt. Zie bijvoorbeeld de Powerwall van Tesla, maar ook Ikea gaat in het VK zoiets aanbieden. Het fijne hiervan is dat je dit zelf thuis kunt installeren en daarmee ook iets onafhankelijker wordt van het stroomnet.
Elektrische auto’s als mobiele batterijen
Een andere manier is om elektrische auto’s te gebruiken als mobiele batterij. Zodra zo’n auto aangesloten is op het stroomnet, kun je hem via een smart grid laden als er veel duurzame stroom beschikbaar is, en de stroom onttrekken op het moment dat er meer stroom wordt gevraagd dan er duurzaam wordt geproduceerd. Deze techniek wordt inmiddels getest op meerdere locaties.
Groene stroom omzetten in waterstofgas
Een derde manier is om het overschot aan duurzame stroom om te zetten in waterstofgas. Op die manier hoeven de windturbines dus niet te worden uitgezet als er een overschot is. De Duitse lokale energiebedrijven (‘Stadtwerke’) hebben net een proef van 3 jaar met zo’n installatie afgerond en zijn er enthousiast over. Zie deze link. Het rendement van de installatie is 77% en de verwachting is dat dit verder kan worden verbeterd. Ter vergelijking: het rendement van een kolencentrale is 30% en van een gascentrale zo’n 60%.
Het waterstofgas kan worden opgeslagen en later naar behoefte weer worden omgezet in elektriciteit. Dat levert dan echter wel een verlies aan rendement op. Het gas kan ook worden bijgemengd in het aardgasnet (tot een aandeel van 10%) dat op die manier wordt vergroend. Of het kan via een tankstation worden getankt door voertuigen die op waterstof rijden.
Hoe nu verder
Het is spannend om te zien hoe snel de ontwikkelingen gaan. Het zal er op aankomen welke keuzes de overheden, netbeheerders, bedrijven en consumenten nu gaan maken.
– Met dank aan Emiel Spanier voor het bereidwillige poseren op de foto.