Op de COP30 klimaatconferentie in Belem hoopt Brazilië een cruciale stap te zetten om de regenwouden te beschermen. Grootste probleem bij de bescherming is dat het kappen van regenwouden geld opbrengt (hout, grond voor plantages) terwijl bescherming geld kost. En geld is nou juist iets dat schaars is, zeker in landen die veel regenwoud hebben. De huidige financiering is dan ook sterk ontoereikend en nooit permanent, en daar moet verandering in komen. Niet voor niets heeft Brazilië zijn initiatief Tropical Forest Forever Facility (TFFF) genoemd. Maar wat is dat TFFF nou precies?

Hoe werkt het TFFF?
Het idee is dat er een fonds komt – Tropical Forest Investment Fond (TFIF) genoemd – met de omvang van 125 miljard US dollar. De eerste 25 miljard moet komen van landen en liefdadigheidsorganisaties. De resterende 100 miljard moet van banken en investeerders komen, van de private sector dus. Hoewel landen en liefdadigheidsorganisaties ervoor kunnen kiezen om hun bijdrage te schenken of als renteloze lening te geven, is er expliciet ook een optie van rentedragende leningen. Dus als een land zegt, wij dragen zoveel miljard of miljoen bij, dan is dat zeer waarschijnlijk geen gift maar een rentedragende lening. Voor het private deel geldt sowieso dat het geen gift is, maar een belegging in obligaties die het TFIF uitgeeft.
De opzet is dat het TFIF de 125 miljard belegt, in staatsobligaties en aandelen in opkomende markten en ontwikkelde landen. Precies staat dat nog niet vast. Het idee is dat de opbrengsten van de beleggingen hoog genoeg zijn om zowel de obligatiehouders en leningverstrekkers een marktconforme of afgesproken vergoeding te betalen, de kosten van het beheer van het fonds te dekken en ook nog een vergoeding per hectare regenwoud uit te kunnen keren. Om dat laatste is het natuurlijk allemaal te doen. Het bedrag dat daarvoor wordt genoemd is 4 dollar per hectare regenwoud per jaar. Het bedrag zou worden uitgekeerd aan de landen die regenwoud hebben. Minimaal een vijfde daarvan is bestemd voor inheemse volkeren en lokale gemeenschappen. Zij wonen vaak in de wouden en zijn essentieel voor het voortbestaan ervan.
Wie gebeurt er als de beleggingen tegenvallen?
Als alles goed gaat en de beleggingen goed renderen zou de opzet inderdaad kunnen werken. Maar beleggingen kunnen zoals bekend fluctueren en zeker in opkomende markten zijn er extra risico’s. Daar komt bij dat er volgens de concept note wordt gewerkt met een zogenaamde negatieve lijst (pagina 38). In line with these objectives, when and if acquiring corporate bonds, TFIF will refrain from investments that cause significant environmental impact, such as deforestation and GHG emissions. This includes activities related to coal, peat, oil and gas. The negative exclusion list will be finalized by the Board of the TFIF and updated periodically.
Het is natuurlijk goed als er niet wordt belegd in de meest schadelijke activiteiten. Hopelijk lukt dat ook en blijven er voldoende hoogrenderende beleggingen over. Hoe dan ook kunnen er altijd landen in de problemen komen of bedrijven failliet gaan.
Dat roept de vraag op wie de klappen opvangt als het tegenzit. Eigenlijk zijn er twee opties: de uitkeringen aan de landen met regenwoud gaan omlaag of het gaat ten koste van de 25 miljard die zijn ingelegd door landen en liefdadigheidsinstellingen. Of beide natuurlijk. Tegenvallers zullen in ieder geval niet snel ten koste gaan van de private beleggingen (de 100 miljard). Daardoor wordt beleggen in het TFIF voor de private sector een praktisch risicoloze onderneming.
Afrondend
Hoe kunnen we afrondend naar het voorstel voor het IFFF kijken? Tot mijn verrassing zitten er diverse aspecten aan die tot nu toe niet of nauwelijks in de publiciteit zijn gekomen. Is dat toeval of met opzet? Wat opvalt is dat we eigenlijk kijken naar één groot beleggingsfonds waarbij de bodem van de financiering wordt gelegd door landen en liefdadigheidsinstellingen. De private partijen lopen praktisch geen risico omdat de 25 miljard van de overheden en liefdadigheidsinstellingen de eerste klappen opvangen. De bijdrage voor het behoud van de bossen is wat er overblijft als verschil tussen opbrengst en kosten. Dat is niet echt een stevig vertrekpunt.
De regenwouden zijn tot nu altijd het slachtoffer geworden van roofbouw als gevolg van economische groei. Meer hout om mee te bouwen of meubels of papier van te maken. Meer grond om runderen op te laten grazen of soja of palmolie op de verbouwen. Ironisch genoeg is meer economische groei precies dat wat nodig is om de beleggingen te laten renderen om het regenwoud te redden. Daar zit een contradictie, ook als het fonds belooft niet in de meest milieuschadelijke activiteiten te beleggen. Via meer economische groei zal er alsnog vraag naar meer hout en meer ruimte ontstaan. De regenwouden zullen dus ook op andere manieren moeten worden beschermd. Denk aan wetgeving en effectieve handhaving.
Het heeft ergens ook iets treurigs dat er een zo’n enorm financieel gedrocht moet worden opgetuigd om geld te genereren om het regenwoud te redden. Tijdens de COP30 zal moeten blijken of er voldoende toezeggingen voor de pot van 25 miljard komen om van start te gaan. Daarna zal moeten blijken of het lukt met de investeringen uit het fonds voldoende rendement te genereren. Als het niet of onvoldoende lukt is het regenwoud en dus ook de mensheid er weinig bij opgeschoten en hebben vooral de bankiers en fondsbeheerders er profijt van gehad.











