Vandaag een berichtje in NRC over dat de voedselprijzen weer flink gestegen zijn. Oorzaak zijn de slechte weersomstandigheden. Ik schreef al eerder over het effect van slecht weer als gevolg van het veranderend klimaat op de voedselproductie.
Het is niet heel gewaagd om te voorspellen dat deze trend zal doorzetten. Meer opwarming betekent meer extreem weer betekent steeds slechtere omstandigheden om voedsel te telen.
Op de kortere termijn is dit vooral heel slecht nieuws voor mensen met lage(re) inkomens. Zij zullen steeds opnieuw een nog groter deel van hun inkomen kwijt zijn aan eten. Op de wat langere termijn is dit slecht nieuws voor iedereen. Voedsel zal gewoon schaars worden en dat zal voor veel maatschappelijke onrust zorgen. En dat is een understatement.
En natuurlijk is het probleem nu al het grootst in de armere landen.
Voor de 2e dag op rij was het maandag de heetste dag op aarde. Concreet gaat het over 21 en 22 juli 2024.
We produceren, consumeren, stoken, transporteren, vliegen en ga zo maar door ons een ongeluk, waardoor we de aarde tot een broeikas hebben gemaakt. We weten wat we ertegen kunnen doen, maar we doen het niet. Omdat we het lastig vinden, anderen ook niks doen of omdat we – onterecht – denken dat we nog jaren de tijd hebben om in actie te komen. Ondertussen stijgt de uitstoot verder, wordt het steeds warmer en neemt de klimaatschade steeds verder toe.
Als dit in een rampenfilm zou gebeuren zou je waarschijnlijk denken: “Als je op zo’n manier alle waarschuwingen negeert is het ook wel een beetje eigen schuld, dikke bult”. Maar dit is geen film, dit is de (=onze) realiteit. Absurd en fascinerend.
Alweer een dijk van een advies van de Raad voor leefomgeving en infrastructuur. Deze keer gaat het over sturen op brede welvaart. Politici en ambtenaren “moeten systematisch alle gevolgen afwegen van beleidskeuzes voor economie, maatschappij en leefomgeving”.
Sturen op brede welvaart heeft grote voordelen maar is nog niet zo eenvoudig en er zijn ook valkuilen. Acht thema’s zijn bepalend voor brede welvaart: welzijn, gezondheid, inkomen, onderwijs, leefomgeving, plus economisch, natuurlijk en sociaal kapitaal. Klimaat zit daarin verstopt maar het lijkt me logisch dat expliciet te benoemen als negende thema.
Uit onderzoeken blijkt steevast dat zo’n driekwart van de Nederlanders zich zorgen maakt over het klimaat. Eenzelfde percentage wil ook dat er meer klimaatactie komt. Uit een nieuw onderzoek komt naar voren dat op wereldschaal het draagvlak nog groter is.
Dat blijkt namelijk uit een nieuw onderzoek van UNDP, de ontwikkelingsorganisatie van de VN. Voor dit onderzoek zijn meer dan 73.000 mensen in 77 landen bevraagd. Samen zijn zij representatief voor 87 procent van de wereldbevolking.
De resultaten zijn een steun in de rug voor sterk klimaatbeleid. Wereldwijd is 80 procent daar voorstander van. Meer mensen nog, namelijk 86 procent, vinden dat landen hierin beter moeten samenwerken. Zoals UNDP ook constateert, dat is opvallend gezien de wereldwijde tendens van internationale conflicten en versterkt nationalisme. Blijkbaar beschikken wereldburgers over een stuk meer wijsheid dan hun leiders.
De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) heeft een advies uitgebracht over hoe we bij de de ruimtelijke inrichting van ons land beter rekening kunnen houden met klimaatverandering.
De Raad pleit voor nogal een serieuze omwenteling in de ruimtelijke ordening. Zo stelt de Raad voor om voortaan alle ruimtelijke visies, plannen en besluiten van de overheid op hun klimaatbestendigheid te toetsen. De eindigheid van het huidige waterbeheer komt namelijk in zicht. We waren gewend geraakt om het water en het land naar onze hand te zetten. Maar die tijd is geweest: op sommige plaatsen wordt het te duur en te ingewikkeld. Niet alle gebruiksfuncties kunnen in de toekomst nog altijd en overal. Zo kun je in sommige gebieden gewoon beter niet meer bouwen. Het kan ook zijn dat gebieden nog een tijdje wel ‘normaal’ kunnen worden benut. In dat geval moet de overheid aangeven tot wanneer ‘normaal’ gebruik mogelijk zal zijn. Tot die tijd kan er bijvoorbeeld wel nog flexibel worden gewoond en geboerd.
Het lijken mij zinvolle aanbevelingen. En laten we eerlijk zijn: het is natuurlijk gek dat er nog geen verplichte klimaattoets van ruimtelijk plannen is. Zeer benieuwd of de nieuwe minister van Ruimtelijke Ordening hiermee aan de slag wil gaan.
In april 2024 publiceerde het SCP een interessant onderzoek over de houding van Nederlanders mbt klimaatverandering en duurzaam gedrag. Hier de conclusies (citaten uit het nieuwsbericht).
1. Driekwart van de Nederlanders is bezorgd over het klimaat en vindt dat er actie moet worden ondernomen om klimaatverandering tegen te gaan. 2. Toch voelt slechts één op de twee Nederlanders zich persoonlijk verantwoordelijk en leiden klimaatzorgen nauwelijks tot duurzamer gedrag. 3. Vooral mensen meteen hbo- of wo-opleiding en een relatief hoog inkomen zijn erg bezorgd over het klimaat, maar dat uit zich nauwelijks in meer duurzaam gedrag. Voor veel mensen met een praktische opleiding en een relatief laag inkomen geldt het tegenovergestelde. Zij gedragen zich significant duurzamer dan de gemiddelde Nederlander, terwijl zij de urgentie van het klimaatprobleem juist minder onderschrijven. 4. Nederlanders zijn in een meerderheid van de situaties (54%) niet bereid hun leefstijl aan te passen, ondanks hun zorgen om het klimaat, de dreiging van natuurrampen en de oproep van de overheid en de wetenschap voor duurzamer gedrag. Als mensen al bereid zijn tot verandering dan is dat vooral als duurzaam gedrag goedkoper is dan niet-duurzaam gedrag. Hun overwegingen zijn dus vooral financieel gedreven. Klimaatbeleid gericht op het financieel belasten van niet-duurzaam gedrag lijkt dan ook effectief.
Onvrede
5. Ondanks het groeiende klimaatbesef sinds 2019 is de onvrede over de aandacht voor klimaat bij een substantiële groep Nederlanders toegenomen (45%). Zij vinden vooral dat er urgentere problemen zijn die aangepakt moeten worden, zoals asiel en migratie, structurele ongelijkheid en de houdbaarheid van de zorg. Daarnaast hebben zij het gevoel dat een kleine groep mensen klimaatmaatregelen aan de rest wil opleggen en zijn zij bang dat zij nergens meer van mogen genieten. 6. Verder vinden de meeste Nederlanders dat de kosten van klimaatbeleid niet eerlijk verdeeld worden tussen arme en rijke Nederlanders (61%) en tussen burgers en bedrijven (70%). Rechtvaardig klimaatbeleid zou volgens Nederlanders gebaseerd moeten worden op het principe dat de grootste vervuilers het meest betalen en dat mensen met meer inkomen meer bijdragen dan mensen met een smalle beurs.
Aanbevelingen
7. Financiële prikkels en rechtvaardig beleid kunnen ervoor zorgen dat klimaatbeleid effectiever is en mensen hun gedrag aanpassen. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat mensen pas gaan bewegen als anderen dat ook doen. Het kan dus helpen als mensen uit dezelfde sociale groep duurzamer voorbeeldgedrag vertonen. Tot slot kan het helpen als mensen met elkaar in gesprek gaan over de achterliggende overtuigingen van hun houding en gedrag ten aanzien van het klimaat en wat er nodig is om tot duurzamer gedrag te komen.
Conclusies
Welke conclusies kunnen we hier uit trekken? Om te beginnen dat er weinig veranderingsbereidheid in de samenleving lijkt te zijn. Mensen maken zich zorgen, maar willen niet of nauwelijks veranderen. Als ze al willen veranderen dan alleen of vooral als dat geld oplevert. En hoogopgeleiden, waarvan je zou verwachten dat ze het best kunnen doorgronden wat er aan de hand is, laten het massaal afweten. Eigenlijk precies zoals je het in een samenleving met neoliberale stempel kunt verwachten. Verder vindt iets minder dan de helft van de Nederlanders dat er teveel (!) aandacht is voor klimaatbeleid. En er is veel onvrede over de kostenverdeling tussen arm en rijk en tussen burgers en bedrijven.
Dat laatste biedt dan wel weer meteen goede aanknopingspunten voor overheidsbeleid. Dat geldt ook voor het inzetten op voorbeeldgedrag en dialoog. En met passie en overtuiging de noodzaak van klimaatbeleid uitdragen natuurlijk. De grote vraag is of het nieuwe kabinet daar mee aan de slag gaat.
Hoever gaat de aarde nog opwarmen deze eeuw? Dat is de vraag die The Guardian voorlegde aan de wetenschappers betrokken bij het IPCC. Het antwoord is nogal onthutsend want 77 procent van de respondenten verwacht een stijging van tenminste 2,5 graden. Bijna de helft verwacht dat de opwarming de 3 graden overstijgt. Slechts 6 procent verwacht dat de opwarming beperkt blijft tot de afgesproken 1,5 graden.
Onthutsend is ook de wanhoop die veel wetenschappers voelen. Zij voorzien een toekomst waarin autoriteiten overweldigd worden door het extreme event na het andere en waarin de voedselproductie ernstig wordt verstoord.
Wetenschappers voelen grote zorg en frustratie over het feit dat er zo traag wordt gereageerd op de klimaatcrisis. En dat terwijl we weten wat we moeten doen en alle technologie om de opwarming te beperken beschikbaar is. Het is belangrijk om alles op alles te zetten want iedere fractie van een graad minder opwarming redt levens.
Op dit moment gaan we hard richting de grens van 1,5 graden en nu al zien we overal ter wereld de rampzalige effecten daarvan. Bosbranden, overstromingen en extreme hitte zijn aan de orde van de dag. Dat wij dat (nog) niet zo ervaren in ons deel van de wereld is een onbeschrijfelijk geluk, maar het vertekent onze perceptie van de crisis wel behoorlijk. Hoewel, recentelijk hebben de boeren al aangegeven enorm veel last te hebben van de overvloedige regenval.
Beknibbelflatie. Zo noemen we het blijkbaar als fabrikanten minder natuurlijke ingrediënten in levensmiddelen stoppen omdat natuurlijke ingrediënten relatief duur zijn en ook nog eens steeds duurder worden, mede door de klimaatcrisis. In de vorige post ging ik al in op de invloed van de klimaatcrisis op oogsten. De Consumentenbond heeft er onderzoek naar gedaan.
De vraag is: welke ingrediënten in de plaats komen van de natuurlijke? Meer chemische troep? Zo wordt eten er niet gezonder op. Hier zit ook een ongelijkheidsvraagstuk. Mensen met genoeg geld kunnen natuurlijke producten blijven kopen. Mensen met minder geld eten meer chemie.
Nederland wordt warmer en natter, dat is wel zo’n beetje de kern van de KNMI-klimaatscenario’s. En dat we meer extreem weer en een snellere zeespiegelstijging krijgen, natuurlijk. Dat Nederland natter wordt, daar kunnen de boeren over meepraten. Er is een record aan regen gevallen en de grond is te nat om in te zaaien. Dat valt te lezen in een artikel op de site van Omroep Brabant.
Dat is vervelend voor de boeren en hun inkomen. Of zoals boer Berkers het zegt: “Minder groeidagen betekent uiteindelijk minder opbrengst. Dat gaat zeker iets voor de prijzen betekenen, want het is niet alleen hier maar in heel Europa nat.”
Ook in het VK is het veel te nat
Inderdaad, ook bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk heeft veel last van recordneerslag. The Guardian schrijft over de gevolgen daarvan voor de oogsten die logischerwijs lager uitvallen. “Wheat production is down 15% since November, the biggest reduction in cropped areas since 2020. Oilseed rape is down 28%, the biggest reduction since the 1980s, and winter barley is down 22% at 355,000 hectares, the biggest reduction since 2020.”
De boeren in het VK luiden de noodklok over hun lagere inkomsten en gestegen kosten. In tweede instantie zullen ook de consumenten dit probleem op hun bordje krijgen. Producten waarin granen zitten worden al duurder en de prijs zal nog verder toenemen.
Klimaatcrisis
De manier waarop het minder voorspelbare en meer extreme weer de landbouw raakt, is één van de gevolgen van de klimaatcrisis. Zoals ik eerder schreef, wanneer één land wordt getroffen door extreem weer en lagere oogsten, dan kan dit worden opgevangen door import. Worden meer landen getroffen door lagere oogsten, dan wordt de spoeling al snel dun en stijgen de prijzen navenant. Mensen met een kleine beurs merken dit als eerste. In ontwikkelingslanden betekent dit voor velen dat er te weinig eten kan worden gekocht en dus honger.
Hoe meer duidelijkheid er is over die gevolgen, hoe meer burgers, ondernemers en politici bereid (hopelijk) zullen zijn maatregelen te nemen. Daarom is het ook zo belangrijk dat Britse boeren hier zo transparant over zijn. Het zou goed zijn als Nederlandse boeren ook zo open zouden zijn over de effecten op hun inkomen en op de voedselprijzen.
De Raad voor het Openbaar Bestuur heeft een advies uitgebracht over de uitvoering van het klimaat- en energiebeleid van gemeenten, provincies en waterschappen. Conclusie is dat de Rijksoverheid hen steeds meer taken geeft maar niet het benodigde geld meelevert. Daardoor komt de uitvoering van het beleid in de knel. Ook is er (te) weinig zicht op de voortgang van het beleid. Allemaal niet echt verrassend voor de kenners maar wel een ernstige conclusie. Er is immers haast geboden met het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen en met het aanpassen aan extremer weer (zoals hitte en overstromingen).
Citaten
“Gemeenten, provincies en waterschappen voeren een groot deel van het klimaat- en energiebeleid uit. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het maken van plannen om woningen te verduurzamen of het plaatsen van windmolenparken en zonneweides.”
“Op dit moment is er voor sommige belangrijke taken nog weinig inzicht over hoe ver gemeenten, provincies en waterschappen zijn met hun plannen en de uitvoering daarvan. Niet alle decentrale overheden verzamelen dezelfde soort data, en de data wordt ook niet centraal verzameld. Zo is onduidelijk op welk doel gemeenten, provincies en waterschappen op schema zitten, en welke doelen achterblijven. Het ontbreekt de Rijksoverheid daarbij op vrijwel alle doelen aan een ‘stok achter de deur’: ze kan niet ingrijpen als de inspanningen van gemeenten, provincies en waterschappen achterblijven op een bepaalde taak.”
“Niet alleen is het van belang dat decentrale overheden voldoende middelen ontvangen om deze kosten te kunnen dekken, ook hebben gemeenten en provincies zekerheid nodig over wanneer zij welk bedrag ontvangen. Anders kunnen zij moeilijk grote investeringen doen die lang op de begroting drukken of het benodigde personeel (vast) in dienst nemen.”