In deze video fileert Shelly van Milieudefensie de niet zo duurzame duurzaamheidsambities van Shell.
Kijken mensen, want zelfs ik begrijp het nu 🙂
Onlangs veroordeelde de rechtbank Shell tot het onmiddellijk nemen van maatregelen om zijn uitstoot van CO2 terug te brengen. In 2030 moet er sprake zijn van een netto reductie van 45 procent ten opzichte van 2019. Bijna een halvering dus in minder dan 10 jaar tijd.
Steeds meer mensen zich zorgen maken over de klimaatcrisis, maar noemenswaardige reductie van de broeikasgassen bleef tot nu toe uit. Zowel aan de kant van de overheid, als aan de kant van de bedrijven. Want de economie moet wel doordraaien en burgers en bedrijven vragen nog steeds om fossiele brandstoffen, toch?
In deze ontmoedigende situatie is de afgelopen weken een flinke verandering gekomen. Bovendien staat het vonnis tegen Shell niet op zichzelf.
Eind april oordeelde het Constitutioneel Hof in Duitsland dat de Duitse regering de hete aardappel van het aanpakken van de klimaatcrisis niet langer mag doorschuiven naar na 2030. Het hof zegt dat de regering op dit moment het grondwettelijke recht op vrijheid in de vorm van een leefbare toekomst van de jongere generatie schendt. De Duitse regering moet daarom haar klimaatwet aanscherpen.
Eind mei oordeelde een rechter in Australië dat de minister van milieu de plicht heeft om jonge mensen tegen de gevolgen van klimaatverandering te beschermen. Aanleiding voor de klacht was een verzoek van een kolenmijn om uit te mogen breiden.
De rode draad door deze vonnissen is de focus op het beschermen van mensenrechten. Meer concreet gaat het om het recht op leven. Dit recht is zo ook in de artikelen 2 en 8 het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens gewaarborgd.
NRC schreef hierover: “De opwarming van de aarde is een directe bedreiging voor de mensenrechten in Nederland, inclusief de Wadden (de Waddenvereniging was een van de klagers), oordeelt de rechtbank. Shell draagt daaraan bij met zijn mondiale uitstoot en moet daarom in het héle concern actie ondernemen.” In een klimaatcrisis komen de mogelijkheden om gezond te blijven en je te ontplooien zoals je dat wil ernstig in gevaar.
In 2015 oordeelde de rechter in het Urgendavonnis dat de staat een zorgplicht heeft en daarom zijn burgers moet beschermen. Het niet nakomen van die plicht werd gezien als een zogenaamde onrechtmatige daad. Een onrechtmatige daad betreft een handelen of een nalaten waarmee iemand op onwettige of onbehoorlijke wijze een ander schade toebrengt. Overigens gaf de rechter toen al aan dat er ook een beroep kan worden gedaan op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
In artikel 8 van het EVRM staat dat er een uitzondering bij het recht op leven gemaakt kan worden vanwege o.a. ‘economic well-being of the country’. Dit zal door velen gezien worden als een ontsnappingsroute om te ontkomen aan dit vonnis. Zowel door de olie en gassector als door politici die het economisch belang op 1 zetten.
Het is echter zeer de vraag of dit een argument is dat voor de rechter kan slagen. Veel studies laten immers zien dat de kosten van de klimaatschade veel hoger zijn dan de kosten van nu ingrijpen om nog meer schade te voorkomen. De noodzaak van een transitie naar een koolstofvrije economie is onder deskundigen eigenlijk onomstreden. Er komt een moment om die transitie daadwerkelijk in gang te zetten en dat moment lijkt nu gekomen. Gelukkig.