Vandaag een berichtje in NRC over dat de voedselprijzen weer flink gestegen zijn. Oorzaak zijn de slechte weersomstandigheden. Ik schreef al eerder over het effect van slecht weer als gevolg van het veranderend klimaat op de voedselproductie.
Het is niet heel gewaagd om te voorspellen dat deze trend zal doorzetten. Meer opwarming betekent meer extreem weer betekent steeds slechtere omstandigheden om voedsel te telen.
Op de kortere termijn is dit vooral heel slecht nieuws voor mensen met lage(re) inkomens. Zij zullen steeds opnieuw een nog groter deel van hun inkomen kwijt zijn aan eten. Op de wat langere termijn is dit slecht nieuws voor iedereen. Voedsel zal gewoon schaars worden en dat zal voor veel maatschappelijke onrust zorgen. En dat is een understatement.
En natuurlijk is het probleem nu al het grootst in de armere landen.
Laatst ging het bij een college taal en filosofie over metaforen. De docent kwam met het beeld van een schipbreuk voor de kust met een toeschouwer die op land staat en alles ziet gebeuren maar niets kan doen. Ik vond het een zeer toepasselijk en treffend beeld voor onze actuele situatie. Ik heb er deze tekening aan gewijd.
Waarom vind ik deze metafoor zo toepasselijk? Ik denk omdat het een zo treffend beeld geeft van niet een enkele maar een hele serie situaties die helemaal de verkeerde kant op gaan. Situaties ook die stuk voor stuk resistent (lijken te) zijn voor bijsturing. Denk aan Oekraïne, denk aan Gaza, aan Trump, de Nederlandse politiek, aan de klimaatcrisis. Wat betreft dat laatste ging ik eerder op onderzoek uit naar wat maakt dat we daar niet of veel te traag op reageren. Het leverde 25+ redenen op.
Kom in actie
Het standaard antwoord op gevoelens van machteloosheid is het advies om in actie te komen. Liefst samen met gelijkgestemden, liefst concreet en behapbaar. Ik begrijp dat en weet dat het werkt, in ieder geval tijdelijk. Maar ik heb er ook dubbele gevoelens bij.
Een tijdje terug zag ik een aflevering van een Amerikaanse brandweerserie, Station 19. De zoon van een vader die bij de brandweer zit was gestopt met zijn studie medicijnen omdat hij zag dat de wereld steeds verder afgleed (o.a. klimaat) en hem zelfs op de universiteit racisme tegemoet klotste. Zijn vader begreep er niets van: waarom gooide hij deze gouden kans weg? Precies op dat moment kwam er een lading slachtoffers langs die geholpen moesten worden en ook de zoon hielp mee. Dat is wat we doen, zei zijn vader na afloop. De wereld elke dag een beetje beter maken. Wat de zoon met dit alles ging doen werd niet helemaal duidelijk.
Dilemma
Het is natuurlijk maar fictie maar wel een ‘mooi’ voorbeeld van het dilemma waar velen van ons in zitten. Erkennen dat de echte problemen te groot lijken om op te lossen of je richten op kleinere en nog enigszins beïnvloedbare problemen? Het nadeel van de eerste optie is dat je er gemakkelijk depressief van kan worden. En als je het helemaal doortrekt: wat heeft het leven dan nog voor zin? Het voordeel van de tweede optie is dat het een gevoel van succes en verbondenheid met anderen kan opleveren. Het nadeel is dat ook in deze aanpak de grote problemen buiten bereik blijven. Tenzij je gelooft in of hoopt op cascades en tipping points waarin veel kleine veranderingen grote veranderingen in gang zetten. Het is allemaal een kwestie van perspectief en uiteindelijk kan alleen de toekomst uitwijzen welke benadering meer ‘waar’ of beter is.
Rouw
Laatst las ik een artikel over anticiperende rouw. Dat is de rouw die mensen ervaren waarvan bijvoorbeeld een naaste dementie heeft, of Alzheimer. Die naaste is er fysiek nog maar ontglipt elke dag een beetje meer. Het kan gekmakend zijn. Ik zag gelijk de parallel met het klimaat. Elke dag een stukje verslechtering en het perspectief is zoals het er op dit moment voor staat vroeger of later fataal.
Dat roept gevoelens van rouw op. Volgens Elisabeth Kübler-Ross komen daar vijf fasen bij kijken: ontkenning, boosheid, onderhandelen en vechten, depressie en uiteindelijk aanvaarding. Het concept is niet onomstreden. Sowieso doorloopt niet iedereen die rouwt alle fasen, en niet iedereen doorloopt ze in deze volgorde. Zelf vind ik het wel een herkenbaar model als het om het klimaat gaat. Het lastige bij anticiperende rouw is dat zolang de patiënt nog niet overleden is er altijd hoop is op verbetering en uitstel of heel misschien zelfs genezing. Daarmee wordt ook het rouwproces gerekt en kan er dus nog niets worden afgesloten.
Onderhandelen en vechten
Als je de vijf fasen van rouwverwerking goed bekijkt, spreken de meeste fasen behoorlijk voor zich. Als maatschappij zitten we nog steeds diep in de ontkenning als het om de klimaatcrisis gaat. Wanneer het besef indaalt wat er precies aan de hand is en hoeveel er nu al elke dag kapot gaat, is boosheid niet ver weg. Dat kan boosheid tegen de brenger van het nieuws zijn, dus wetenschappers of klimaatactivisten. De boosheid kan zich ook richten tegen vervuilers of ontkenners, en natuurlijk tegen het gevoel van verlies en onmacht. Alsof je in een ruimteschip zit waar het niet goed mee gaat maar waar je niet uit kunt stappen. Depressie en aanvaarding lijken ook evident maar onderhandelen en vechten?
Wikipedia zegt daarover: “Als de verliezer merkt dat protesteren en boosheid niet helpt kan men proberen het verlies te verwerken door zich doelen te stellen of beloften te doen. Dit kan vele vormen aannemen…”. In die zin passen veel klimaatacties perfect in deze categorie. En daar is ook helemaal niks mis mee, want elke actie is op zich nuttig. En elke actie kan ook een goed gevoel opleveren. Maar als klimaatacties het rouwproces verstoren dan lijkt mij dit een lastige zaak. De kans is groot dat daarmee telkens weer teleurstelling op de loer ligt, evenals wanhoop.
Afsluitend
Ik weet ook niet wat precies de beste manier is om hiermee om te gaan. Niet voor mezelf en zeker niet voor anderen. Wat ik schreef is hoe ik er op dit moment naar kijk en misschien dat de lezer er ook iets voor zichzelf kan uithalen.
Veel zal afhangen van je inschatting hoe ver we al zijn gevorderd op de weg naar de ineenstorting van het klimaat. En in hoeverre we in staat zijn om het roer nog om te gooien, om in ieder geval het ergste te vermijden.
En om nog even bij het model van de vijf fasen van rouw te blijven: denken we dat we het klimaat kunnen redden in de derde fase van onderhandelen en vechten? Of moeten we eerst alle fasen door en kunnen we pas na de fase van aanvaarding dat we het klimaat met onze huidige manier van doen over de klif jagen in actie komen om met grote ingrepen en systeemveranderingen te redden wat er te redden valt? En ik gebruik hier bewust ‘we’ omdat grote ingrepen alleen mogelijk zijn met de steun van heel veel mensen.
Al meer dan tien jaar vraag ik me af waarom we er maar niet in slagen om adequaat te reageren op de klimaatcrisis. We weten wat er op het spel staat, namelijk zo’n beetje alles. We weten ook in welke richting we de oplossing moeten zoeken, namelijk zo snel mogelijk stoppen met het verbranden van olie, gas en steenkool. Maar we doen… niets. Of in ieder geval veel te weinig. In de loop van de jaren ben ik een hoop redenen en oorzaken tegengekomen die daarvoor een verklaring vormen. In deze bijdrage zet ik ze onder elkaar. Alles overziend is het eigenlijk niet zo raar dat we niet vooruit te branden zijn.
Oorzaken
Hoewel ik niet zoiets als een duidelijke rangorde in redenen heb kunnen vinden, is er denk ik wel een logisch begin. Dat begin ligt bij de wetenschap die klimaatverandering ging onderzoeken en de resultaten daarvan ging presenteren. Zeker in de beeldvorming kregen daarbij de onzekerheidsmarges en de nog te onderzoeken vragen meer aandacht dan wat al snel heel erg duidelijk was, namelijk dat verbranding van fossiele brandstoffen klimaatverandering veroorzaakt en dat dat een groot probleem is. Dat wetenschappers met onzekerheidsmarges werken is volstrekt logisch omdat ze niet betrapt willen worden op uitspraken die ze niet voor 100 procent kunnen onderbouwen. En er viel (en valt) nog veel te onderzoeken. Maar het resultaat is dus dat de communicatie van onderzoeksresultaten bol staat van onzekerheidsmarges en vervolgvragen, waardoor ten onrechte het idee ontstond dat we nog lang niet genoeg zeker weten om in actie te komen.
Die complexiteit van het thema en de omzichtigheid van de wetenschappers maakten het de tegenstanders gemakkelijk. Zij gingen aan de slag met het zaaien van twijfelen verdachtmakingen. De boodschap vanuit de tegenstanders: het klimaat verandert altijd en klimaatwetenschappers manipuleren onderzoeken vanwege financieel gewin (“climategate”). Die twijfel is jarenlang blijven hangen.
Deze acties bleken gaandeweg te passen in grootscheepse campagnes van desinformatieen misleiding georganiseerd vanuit de fossiele industrie. Deze industrie ziet haar verdienmodel in gevaar en is druk bezig haar enorme financiële belangen te beschermen. Eerst richtte zij zich op twijfel zaaien over klimaatverandering en de ernst daarvan. Inmiddels is het narratief opgeschoven naar: aardgas is een mooie overgangsoplossing, de transitie is (te) duur en we kunnen sowieso nog heel lang niet zonder fossiele brandstoffen.
Ondertussen vindt er ook veel optimistische greenwashing plaats door bedrijven, ook door fossiele bedrijven. De boodschap is: we werken hard aan oplossingen en alles komt goed, dus blijf vooral lekker onze producten en diensten kopen. Op deze manier maken bedrijven de consument onderdeel van het probleem en van de veronderstelde oplossing. Dat maakt het voor consumenten moeilijker om ongerust of boos te worden of zelfs producten en diensten te gaan boycotten.
Misschien omdat het thema zo complex is en er meerdere geluiden zijn, lijken media het ingewikkeld te vinden helder te berichten over de klimaatcrisis. Dat neemt verschillende vormen aan. Lange tijd werden wetenschappers en tegenstanders naast elkaar aan het woord gelaten. Dat gaf de indruk dat beide standpunten waar zouden kunnen zijn. Bovendien is de informatie die in de media verschijnt over bijv. klimaatrapporten, klimaattoppen of extreem weer vaak onvolledig, vluchtig en gefragmenteerd. Bij extreem weer wordt de klimaatcrisis vaak zelfs niet eens als achterliggende oorzaak benoemd. De media laten het dus grotendeels afweten als het over consequente duiding van de klimaatcrisis gaat. Voor nieuwsconsumenten is het daardoor moeilijk een realistisch beeld te krijgen van waar we precies staan.
Ook de politiek draagt niet bij aan meer duidelijkheid. Of aan een heldere koers. Of aan urgentiegevoel. Dat komt omdat partijen totaal tegengestelde beelden hebben over hoe het gaat met het klimaat. Dat gaat van totale ontkenning naar we moeten de klimaatnoodtoestand uitroepen. Er is nu een politiek compromis waarvan wordt gezegd dat het precies voldoende is om als Nederland het Verdrag van Parijs te halen. Maar of dat ook zo is en of dat genoeg is om klimaatverandering niet helemaal te laten escaleren, is nog maar zeer de vraag. Bij de partijen die het nieuwe kabinet vormen heeft klimaat sowieso minder prioriteit. Ondertussen zwalkt de overheid als het gaat om zonnepanelen, warmtepompen, elektrische auto’s en openbaar vervoer. Als burger kun je je afvragen wat de overheid nou eigenlijk wil. Zo heeft de overheid enorm zitten slapen bij de uitbreiding van het elektriciteitsnet waardoor we nu met een flinke achterstand zitten.
Misschien dat hierbij een rol speelt dat de overheid belang heeft bij fossiele brandstoffen omdat ze voor een hoop inkomsten zorgen. Vreemd genoeg worden fossiele brandstoffen tegelijkertijd met vormen van subsidies kunstmatig goedkoop gehouden. Het afbouwen daarvan is nog niet echt begonnen. Bedrijven en consumenten krijgen hierdoor verkeerde prijsprikkels.
Politiek, overheid en media ondernemen ook totaal geen pogingen om duidelijkheid te scheppen over vragen als waar staan we nu precies, hoeveel graden opwarming gaan we tegemoet, hoe snel gaat dat gebeuren en wat zijn daar precies de gevolgen van voor Nederland? Denk aan de gevolgen voor werkgelegenheid, landbouw, biodiversiteit, gezondheid en veiligheid. Dat is meer dan vreemd gezien de existentiële bedreiging die ons boven het hoofd hangt. Anders dan voor zeespiegelstijging waar we wel scenario’s en plannen voor maken blijven de overige gevolgen van klimaatverandering ongrijpbaar en vaag. Voor burgers blijft het gissen hoe ernstig de situatie is, en wordt.
Fossiele brandstoffen zijn op dit moment sowieso de basis waar onze economie op draait. Het overstappen naar duurzame energiebronnen kost tijd en geld maar krijgt nog (te) weinig prioriteit. Fossiele brandstoffen dragen niet alleen bij aan werkgelegenheid en economische macht, maar ook aan politieke en militaire macht. Dat laatste zelfs letterlijk want zonder olie kunnen tanks niet rijden en straaljagers niet vliegen. De hoeveelheden diesel en kerosine die door militairen worden opgestookt zijn gigantisch.
Een strategie om serieus de opwarming een halt toe te roepen vraagt om samenwerking op alle niveaus. Want aanpassing kost tijd en geld en als freeriders nog even niet meedoen hebben zij zeker op korte termijn vaak een concurrentievoordeel. Dat geldt voor de concurrentiestrijd tussen bedrijven maar ook tussen landen en machtsblokken. Maar internationale samenwerking lijkt door de oplopende spanningen verder weg dan ooit. Daar komt bij dat landen die veel olie en gas produceren gigantisch veel inkomsten gaan missen zodra de vraag wegvalt en dus nog even geen zin hebben in de transitie. En uit zuinigheid houden veel westerse overheden de hand op de knip als het gaat om internationaal klimaatbeleid. Er zijn op klimaatconferenties talloze toezeggingen gedaan om armere landen te helpen met de energietransitie en om de negatieve gevolgen van de klimaatverandering op te vangen maar die worden zelden helemaal nagekomen. Dat staat een effectief internationaal klimaatbeleid in de weg.
Er lijkt bovendien altijd nog wel tijd te zijn voordat we echt drastisch in actie moeten komen. Hoe vaak horen we niet: “De situatie is ernstig maar het kan nog goed komen als we voor 2030, 2040 of 2050 dat en dat doen”. Zelfs milieuorganisaties zeggen dit. Daarmee worden we op het verkeerde been gezet want ondertussen geven wetenschappers aan dat het zo goed als zeker is dat onder het 1,5 gradendoel blijven al een gepasseerd station is. Tussen 2030 en 2035 schieten we door die 1,5 gradengrens en daarna zal de temperatuur verder stijgen. Het gaat ons namelijk nooit lukken om binnen 5 jaar onze uitstoot naar nul terug te brengen. En dat zou wel moeten om onder die 1,5 gradenstijging te blijven. De vraag is hoe lang we nog gaan treuzelen en hoe ver we de temperatuur laten oplopen.
De mensen of groepen (bijv. XR) die wel uitgesproken waarschuwen voor de klimaatcrisis worden door de fossiele industrie en vanuit rechtse partijen belachelijk enverdacht gemaakt en voor van alles en nog wat uitgemaakt (alarmisten, klimaatgekkies, links, …). Daarmee wordt hun boodschap verdacht gemaakt. Bovendien zal het zeker mensen afschrikken om zich bij de klimaatbeweging aan te sluiten. En dat is ook precies de bedoeling.
Want tegelijkertijd maakt een grote meerderheid van de Nederlanders zich zorgen over het klimaat en de toekomst maar spreekt zich daar niet over uit. Daarbij bepaalt tot welke groep(en) je behoort in hoge mate wat je kunt zeggen over het klimaat. Denk aan groepsdruk van vrienden, familie en op het werk, aan boze reacties op social media, de cultuurstrijd en aan netwerkcorruptie (het wel/niet doen van iets omdat je verwacht daar indirect voor- of nadeel van te hebben). Dat roept bij veel ‘gewone’ burgers de vraag op: aan welke kant sta ik? Kan en wil ik wel kiezen? Wil ik wel die strijd ingezogen worden?
Wat ons ook niet helpt is dat we als mensheid geen ervaring met een klimaatcrisis hebben. Ons geheugen heeft geen haakje om deze dreiging aan vast te maken. We kunnen niet terugvallen op verhalen, evaluaties, tops & flops, etc.
Wat ook al niet helpt: we beschikken niet over een uitgewerkt toekomstbeeld als alternatief voor de huidige wereld met fossiele brandstoffen. Laat staan dat er een aantrekkelijktoekomstbeeld is dat als mobiliserend alternatief voor de huidige situatie kan dienen. Ja, we beschikken over bouwsteentjes zoals (veel) minder of geen vlees eten, overstappen op elektrisch rijden en verwarmen, minder nieuwe spullen kopen en waterstof voor de industrie, maar dat is maar een deel van de oplossing. Want we hebben ook nog een ongelijkheidsprobleem, een grondstoffen- en afvalprobleem en met de biodiversiteit gaat het ook helemaal niet goed. En zelfs de oplossingen die we wel denken te hebben zijn vaak lastig te realiseren en zijn soms omstreden. Denk aan betaalbaarheid, te weinig personeel, weerstand van omwonenden, problemen met het elektriciteitsnet.
Het feit dat er geen aantrekkelijk toekomstbeeld is zou ook wel eens de reden kunnen zijn dat veel politici en opinieleiders het niet willen hebben over de ernst van klimaatverandering. Een probleem opwerpen zonder dat je er meteen een oplossing tegenover kunt zetten voelt als een zwaktebod. Het maakt je bovendien kwetsbaar voor aanvallen van de tegenstander. Terwijl de vraag wat gezien de situatie waar we in zitten een toekomstbeeld om naar toe te werken is juist om een breed debat vraagt.
Daar komt bij: veel politieke partijen zijn geobsedeerd door hoe ze het doen in de peilingen. Een te vergaande uitspraak kan kiezers afschrikken en dat is de reden dat zorgvuldig wordt afgewogen welke thema’s worden aangesneden en op welke manier. Mathieu Segers noemde dit de politiek van consequenties. Niet het probleem en de oorzaken staan centraal, maar de mogelijke consequenties van de oplossingen, in de ogen van de kiezer. Dit leidt tot lui en verward denken en doen. Problemen worden hiermee niet opgelost maar vooruit geschoven.
Het is gedrag waar de samenleving niks mee opschiet, maar het is tegelijkertijd wel een vorm van rationeel gedrag. In de gegeven situatie zorgt deze strategie immers voor behoud van de machtspositie. Datzelfde geldt voor bedrijven die doorgaan op de vervuilende weg en daar bergen geld mee verdienen. Zelfs als ze daarmee een wet overtreden, is de kans om betrapt te worden klein en is de eventuele boete gering in vergelijking met de winst die ze maken. Zouden ze het roer omgooien, is de kans groot dat een concurrent de business die zo blijft liggen inpikt.
Jared Diamond heeft in zijn boek Collapse (2005) onderzocht hoe het komt dat in het verleden sommige samenlevingen ineen zijn gestort en andere niet. Een factor die daarbij een rol speelt is wanneer elites enerzijds geobsedeerd zijn door hun onderlinge competitie om geld en macht, met een focus op de korte termijn, en zich anderzijds onaantastbaar wanen voor de gevolgen van hun gedrag. Dat soort elites helpt een samenleving sneller de afgrond in. Er is niet veel fantasie voor nodig om deze analyse te vertalen naar de huidige situatie. Denk ook aan de bunkers die superrijken voor zichzelf bouwen om zichzelf te beschermen tegen mogelijk onheil.
Diamond beschrijft ook een vorm van wat hij irrationeel gedrag noemt die voor ons thema absoluut relevant is. Hij heeft het dan over gedrag dat voor iedereen slecht uitpakt. Alleen kunnen we dat gedrag niet loslaten omdat het bijvoorbeeld als geloofsovertuiging diep verankerd. Ik zie zelf een parallel met het heden. Want zeker voor politieke partijen maar eigenlijk voor iedereen geldt dat het erkennen dat er een klimaatcrisis is in tegenspraak is met belangrijke beloften en aannames waar onze maatschappij op is gebouwd. Denk hierbij aan: als je maar je best doet, krijg je het in de toekomst beter en: met technologie lossen we onze problemen op. En sowieso zijn we gewend geraakt aan het idee dat we de natuur kunnen beheersen. Meer in het algemeen staat de klimaatcrisis op gespannen voet met hetvooruitgangsoptimisme. Op dit moment lijkt de toekomst echter niet beter maar vooral slechter te worden. Erkennen dat het niet meer helemaal of zelfs helemaal niet goedkomt trekt zo ongeveer het tapijt onder onze samenleving weg. De gedachte dat onze samenleving en onze toekomst op deze manier in gevaar komen is voor veel mensen onvoorstelbaar. Het zou ook betekenen ook dat de overheid, politiek en “de elite” blijkbaar falen. Het idee volgens het sociaal contract is dat we stemmen en belasting betalen en in ruil daarvoor politiek en overheid voor een veilige en prettige samenleving zorgen. Maar dit principe verbrokkelt stukje bij beetje steeds meer. De oplossing lijkt op dit moment om het vraagstuk dan maar zo lang mogelijk te negeren.
Meer in het algemeen treedt hier het verschijnsel op dat in de psychologie cognitieve dissonantie wordt genoemd. De spanning die we voelen tussen een onzekere, bedreigende toekomst en onze wens om zonder zorgen door het leven te gaan lossen we onbewust op door signalen over die bedreigende toekomst te relativeren of weg te schuiven. Uit onderzoek blijkt dat ons brein vooral informatie opneemt die past bij wat we toch al geloofden (confirmation bias). Of dat we vaak denken datwij zelf minder gevaar lopen dan andere mensen (optimism bias).
We krijgen al op jonge leeftijd door ouders en leraren aangeleerd om weg te kijken van nare dingen. Want ja, honger in Afrika is erg, maar hulp is onderweg en je kunt trouwens ook zelf geld geven in een inzamelingsactie. Klimaatverandering is ook erg, maar daar maakt de overheid plannen voor. Bovendien heeft de school net zonnepanelen geïnstalleerd. Dit zijn manieren om (terechte) zorgen van kinderen weg te nemen met zoethoudertjes. Maar het is zeker ook een manier voor volwassenen om een pijnlijke confrontatie met hun eigen doen en laten te vermijden. En om geen aanpassingen in hun leven te hoeven doen.
Daar komt bij dat we voortdurend om ons heen kijken naar wat andere mensen doen. Naarmate andere mensen klimaatverandering niet als urgente dreiging zien (of lijken te zien, omdat ze er niet over praten), zijn we zelf minder geneigd dat wel te doen. Dat wordt ook wel het omstandereffect genoemd.
Over om je heen kijken gesproken: verrassend veel dingen die slecht zijn voor het klimaat zijn gewoon toegestaan. Er zijn geen wetten of regels die je verbieden om vaak te vliegen of andere vervuilende activiteiten te ondernemen. En de overheid heft geen belasting op kerosine, waardoor vliegreizen te goedkoop zijn. Dus zolang je maar genoeg geld hebt, kan je zoveel vervuilen als je wilt. En die activiteiten worden zelfs aangemoedigd. Bedrijven mogen er nog steeds reclame voor maken, bijvoorbeeld voor vliegreizen of benzine slurpende SUV’s. Gelukkig zijn er wel initiatieven om dit soort reclames te beperken.
Hoe dreigender nieuws over klimaatverandering wordt gebracht, hoe meer we de neiging hebben het te negeren. Of om er angstig en passief van te worden. Dat heeft er mogelijk mee te maken dat we bewust of onbewust de link met de dood leggen. In de klimaatcommunicatie wordt daarom bijna altijd gekozen voor een positieve benadering: wat werkt tegen klimaatverandering en is leuk/handig/kostenbesparend om te doen? Dat is een dilemma, want een positieve benadering beperkt zich daardoor tot kleine stapjes die mensen zelf kunnen zetten. En ja, alle kleine beetjes helpen maar voor de grote stappen zullen toch echt de overheid en het bedrijfsleven in actie moeten komen. Maar politiek en bedrijfsleven komen niet in actie zonder grote druk vanuit kiezers en consumenten. Bovendien laat een positieve benadering niet het totale plaatje van de klimaatcrisis zien en creëert zij dus geen urgentiegevoel. Terwijl je zou denken dat mensen wel recht hebben op een realistisch beeld van waar we staan in de klimaatcrisis. Maar dat beeld krijgen ze dus niet.
We krijgen dus te weinig informatie over hoe ernstig de klimaatcrisis is. Maar die informatie is wel beschikbaar en sijpelt soms ook door. Maar daar doen we dan dus weinig mee. Je zou kunnen stellen dat we als samenleving in meerderheid emotioneel onvolwassen zijn. We kunnen de waarheid over klimaatverandering niet aan, laat staan dat we daar op een volwassen manier mee omgaan. Dat geldt trouwens ook voor veel andere problemen op onze planeet. Liever kiezen we voor de gemakkelijke weg: problemen negeren en zolang mogelijk ongestoord doorleven in relatieve luxe.
Je zou ook kunnen zeggen dat ons gedrag lijkt op dat van verslaafden. In plaats van ons gedrag aan te passen, vluchten we in beloften om ons gedrag aan te passen. Dus niet een aanpassing meteen, maar in de toekomst. Daarmee stellen we de pijn van verandering uit, steeds opnieuw. Alleen zijn we niet verslaafd aan drugs maar aan fossiele brandstoffen die ons leven zo gemakkelijk maken. Zonder fossiele brandstoffen zouden we onze huidige levensstijl immers nooit hebben kunnen opbouwen en kunnen we hem ook niet zomaar voortzetten.
Als er al een besef ontstaat dat we in een crisis zitten dan is het nog een flinke stap om er naar te gaan handelen: veranderen doet pijn. Veranderen kost tijd want je moet je erin verdiepen: hoe werkt dit precies, wie kan mij helpen? Veranderen kost doorzettingsvermogen en soms moet je ook tegen de groepsdruk in. En ben ik straks de enige die zijn leven omgooit terwijl de rest lekker blijft BBQ-en en met het vliegtuig op vakantie gaat? En tot slot: veranderen kost vaak ook geld.
Sowieso is de associatie die veel mensen hebben bij een levensstijl die voor veel minder uitstoot van broeikasgassen zorgt er een van onzekerheid enverlies. En wie geeft er nou graag dierbaar geworden dingen en gewoonten op zonder dat zoals we eerder zagen precies duidelijk is wat er voor in de plaats komt?
En over geld gesproken: veel klimaatmaatregelen vragen om een flinke investering voordat er een besparing voor het klimaat en/of voor je portemonnee tegenover staat. Denk aan een elektrische auto, isolatie, zonnepanelen of een warmtepomp. Die investering moet je wel kunnen opbrengen en veel mensen kunnen dat niet. En als je een huurhuis hebt, heb je een aantal maatregelen al helemaal niet zelf in de hand.
Voor de overheid geldt: echt ingrijpen in de economie om de uitstoot snel en drastisch te beperken staat ernstig op gespannen voet met het neoliberaal beleid van de afgelopen decennia. Volgens het neoliberaal gedachtengoed is de overheid namelijk het probleem en zijn bedrijven de oplossingen. Bedrijven creëren immers werkgelegenheid en daar vinden ook de innovaties plaats. De markt zorgt voor de beste resultaten en de overheid kan dit met haar regels en belastingen alleen maar verstoren. Daarom is de overheid de afgelopen decennia sterk uitgekleed zodat zij op dit moment helemaal niet in staat is om op grote schaal daadkrachtig beleid te maken. Typisch neoliberaal milieubeleid bestaat uit zelfregulering, convenanten (waar bedrijven zich niet aan hoeven te houden) en als het echt niet anders kan regels, die echter niet goed gehandhaafd kunnen worden omdat de overheid te weinig capaciteit heeft voor handhaving en vervolging.
Iets wat ook een rol speelt bij dit alles is dat mensen over het algemeen niet zo’n goed geheugen hebben en bovendien snel wennen aan nieuwe omstandigheden. Op die manier raken we snel gewend aan steeds weer een nieuw stukje slecht klimaatnieuws. Wie kijkt er nog echt op van weer een nieuw hitterecord? Of een overstroming? Dit wordt ook wel het shifting baseline syndrom genoemd. Jongeren die nu opgroeien hebben bijvoorbeeld nooit een Elfstedentocht meegemaakt (de laatste was alweer in 1997).
In een rapport van het SCP kwam ik een interessant inzicht tegen dat ook een stukje passiviteit als het gaat om de klimaatcrisis verklaart. In het onderzoek werd nagegaan hoe gelovigen tegen de klimaatcrisis aankijken. In alle onderzochte geloofsovertuigingen bleek dat naast elkaar twee opvattingen voorkomen. De ene opvatting zegt dat de schepping (het werk van god) bewaard moet worden. De andere zegt dat als het klimaat verandert dat wel gods wil moet zijn en er dus geen actie gewenst is.
In datzelfde onderzoek van het SCP bleek dat er in de Nederlandse bevolking sprake is van veel onvrede over het klimaatbeleid. Drie op de tien Nederlanders maakt zich boos over de aandacht voor het klimaat. Zij vinden vooral dat er urgentere problemen zijn die aangepakt moeten worden, zoals asiel en migratie, structurele ongelijkheid en de houdbaarheid van de zorg. Daarnaast hebben zij het gevoel dat een kleine groep mensen klimaatmaatregelen aan de rest wil opleggen en zijn zij bang dat zij nergens meer van mogen genieten.
Verder vinden de meeste Nederlanders dat de kosten van klimaatbeleidniet eerlijk verdeeld worden tussen arme en rijke Nederlanders (61%) en tussen burgers en bedrijven (70%). Rechtvaardig klimaatbeleid zou volgens Nederlanders gebaseerd moeten worden op het principe dat de grootste vervuilers het meest betalen en dat mensen met meer inkomen meer bijdragen dan mensen met een smalle beurs. Ook dit ondermijnt dus het draagvlak voor het klimaatbeleid.
Conclusies
Deze deprimerend lange lijst laat vooral zien hoe logisch en verklaarbaar het is dat we zo passief blijven. Als collectief tasten we in het duister over waar we precies staan met het klimaat en hebben we geen idee hoe erg het precies zal worden en hoe snel dat gaat gebeuren. En we missen ook nog eens een aantrekkelijk toekomstperspectief om ons aan op te trekken.
Ondertussen krijgen we van alle kanten mogelijkheden aangereikt om het probleem te relativeren en voor ons uit te blijven schuiven. Omgekeerd houden we deze situatie met ons gedrag ook zelf actief in stand, waarmee we ons beschermen voor het beeld van een gitzwarte toekomst. En zo verliezen we elke dag kostbare tijd, terwijl overal op de wereld steeds meer gevolgen van de klimaatcrisis zichtbaar worden.
Dat dit allemaal logisch en verklaarbaar is wil niet zeggen dat het daarmee oké is. Of dat er geen schuldigen zijn. Sommigen onder ons hebben meer kennis, meer verantwoordelijkheid en meer invloed dan anderen. Zelfs al zou er enige twijfel bestaan over de klimaatcrisis (die twijfel is er dus niet) dan nog zouden zij volgens het voorzorgsbeginsel onmiddellijk in actie moeten komen.
De vraag is waar te beginnen met het ontwarren van dit kluwen.
Kern van het probleem is dat we met zijn allen wegkijken en doen alsof onze neus bloedt. Omdat we geen idee hebben hoe erg het is (en wordt), omdat anderen ons hebben voorgelogen dat het wel meevalt, omdat we (onterecht) denken dat we al goed bezig zijn en omdat we liever nog even wegkijken omdat we het te confronterend vinden. Daar moeten we dus mee ophouden. Naarmate meer mensen, in het bijzonder opinieleiders, stoppen met wegkijken en in plaats daarvan de crisis gaan benoemen wordt het voor ‘gewone’ burgers gemakkelijker om te volgen. Belangrijk daarbij is dat er ruimte is voor gevoelens van onzekerheid, verdriet, angst en frustratie. Dat vergt veel moed, maar het is te doen.
Met het erkennen van het probleem ontstaat er ruimte voor het vinden van echte oplossingen. Elk van bovenstaande redenen laat zien waar ruimte voor oplossingen ligt. Een belangrijke vraag daarbij is om met Jared Diamond te spreken: aan welke kernwaarden en uitgangspunten willen we als samenleving onder de veranderende omstandigheden vasthouden? En welke kunnen we loslaten?
Er zijn ook lichtpuntjes: veel mensen voelen al een zeker ongemak. Ook weten we hoe we van fossiele brandstoffen af kunnen komen als het om energievoorziening gaat. We hebben alle technologieën die we nodig hebben daarvoor al beschikbaar. En er zijn veel goede initiatieven voor een meer duurzame wereld. Wat we nodig hebben is opschalen en ervoor gaan (“oorlogseconomie”). En dat moet snel, heel snel. Want de tijd is niet onze vriend.
Dit stuk verscheen 7 oktober 2024 als opinie op Joop.nl
Twee jaar geleden puzzelde ik een schema in elkaar over onze worsteling om adequaat op klimaatverandering te reageren. Inmiddels hebben we een nieuw kabinet en een grote klimaatramp in Midden-Europa en ik dacht: zit alles nog wel goed in het schema? Oordeel zelf –>
Ook zo benieuwd waar we staat met het klimaat? Kijk dan deze TED-talk van Johan Rockström, hoogleraar en vooraanstaand klimaatwetenschapper. In 18 minuten ben je helemaal bij en hij noemt zichzelf een optimistische realist. Kijken dus!
Op 12 minuut en 10 komt hij te spreken over het resterende koolstofbudget voor de 1,5 gradengrens. Hoeveel CO2 mogen we nog uitstoten om een 50%-kans te hebben om niet over de 1,5 gradengrens heen te gaan? Dat budget is 200 Gigaton CO2. Op dit moment stoten we (alle mensen samen) 40 Gt per jaar uit. Dat betekent dat we over 5 jaar door dit budget heen zijn. Het is daarom zeer waarschijnlijk dat we ergens tussen 2030 en 2035 door de 1,5 gradengrens heen zullen breken.
Gelukkig weten we wat de oplossing is en hebben we de technologie daarvoor in huis. Alleen kunnen we niet langer stapje voor stapje lineair veranderen. Omdat we nog maar zo weinig tijd hebben moeten we exponentieel veranderen.
Wetenschappers hebben berekend hoeveel CO2 er door de Canadese bosbranden in 2023 in de atmosfeer terecht is gekomen. Als we die uitstoot van ruim 2300 megaton *) vergelijken met de uitstoot van landen, zouden de Canadese bosbranden op de vierde plek komen. Voor deze vergelijking zijn de uitstootgegevens van alle landen in 2022 gebruikt. Alleen China, India en de VS hebben in die periode voor meer uitstoot gezorgd. Hier is de link naar het onderliggende artikel in Nature.
De vergelijking laat zien hoe enorm de omvang van de branden was. De uitstoot van de bosbranden was ongeveer veertien (!) keer zo hoog als de totale uitstoot van Nederland in 2022.
De Canadese bosbranden in 2023 waren uitzonderlijk, mede door het hete en droge weer. Maar modellen laten zien dat het uitzonderlijke weer van 2023 het gemiddelde weer van 2050 kan zijn. En dat de kans daarmee groot is dat branden van een dergelijk omvang dan niet meer uitzonderlijk zullen zijn.
Relevantie
Dit alles is om twee redenen van groot belang. Bossen halen CO2 uit de lucht en slaan het op in de bomen en bodem. Deze opslag wordt verrekend met de uitstoot die in een land plaatsvindt. Als in de toekomst vaker meer bossen branden, dan neemt de opslagcapaciteit af en moet het land dus meer uitstoot reduceren om zijn klimaatdoelen te halen. En dan hebben we het hier alleen nog maar over bosbranden in Canada.
De tweede reden waarom dit van belang is, is dat Canada de uitstoot van zijn bosbranden niet meetelt in zijn totale uitstoot. Canada telt ‘natuurlijke verstoringen’ namelijk niet mee. Maar het feit dat Canada dit niet meetelt en dus niet rapporteert, neemt niet weg dat de CO2 wel in de atmosfeer is gekomen. Het wereldwijde koolstofbudget neemt hierdoor versneld af. Een koolstofbudget is de hoeveelheid CO2 die we met zijn alleen nog mogen uitstoten om niet over het 1,5 resp 2 gradendoel heen te schieten. Meer uitstoot betekent dat we eerder over die doelen heen gaan. Als we dat niet willen, zal er dus sneller meer CO2 moeten worden bespaard. De urgentie neemt dus (nog) verder toe.
Noot
*) In het artikel in The Guardian staat dat de bosbranden voor een uitstoot van 647 megaton (Mt) hebben gezorgd. Dat is niet wat de onderzoekers in Nature hebben gepubliceerd. Zij hebben het over 647 TgC, oftewel teragram koolstof. “All quantities presented are in units of teragrams of carbon (1 TgC = 1 MtC = 1,012 gC), which can be converted to units of megatonnes of CO2 (MtCO2) by multiplying by a factor of 3.664.”
Onlangs kwam ik op voorheen Twitter een trefzekere cartoon van Patrick Chappatte tegen. Een gezinnetje is met de auto op vakantie en komt op een kruispunt. De bestemmingen zijn warming, floods en fires. Omkeren is niet toegestaan. De keuze bestaat dus uit 3 nare opties. (Vanwege het copyright kan ik de cartoon hier helaas niet tonen.) De cartoon was aanleiding om dit stuk over vakanties in tijden van de klimaatcrisis te schrijven.
Door de opwarming verandert onze planeet in hoog tempo in een onvriendelijker plek om te wonen en dus ook om vakantie te vieren. Hagel, hitte, bosbranden of overstromingen kunnen de vakantiepret flink drukken en voor flinke schade zorgen.
Daarom houdt inmiddels 38 procent van de Nederlanders bij de vakantieplannen rekening met extreem weer. “De meeste mensen doen dat door de bestemming aan te passen: ongeveer 20 procent. Anderen passen de vakantieperiode aan, boeken meer last-minute of letten extra op voorwaarden en verzekeringen bij het boeken.”
Dat het menens is blijkt ook uit het feit dat verzekeraars en de ANWB adviezen geven over hoe een vakantie met extreem weer door te komen. “Is er kans op een hagelstorm? Probeer je auto onder een viaduct of in een parkeergarage te parkeren. Kan dat niet, bescherm je auto dan tegen de hagelstorm door het dak, de ruiten en de lampen zo goed mogelijk af te dekken met lucht- en dekbedden, slaapzakken, caravankussens of wat je maar kunt vinden om eventuele schade te beperken. Doe dat ook bij je tent of caravan.”
So here we are. De klimaatcrisis heeft een steeds grotere impact, nota bene zelfs tijdens onze vakantie. Maar flexibel als we zijn, plooien we onze vakantie zo soepel mogelijk om de problemen heen. Zo lijkt de klimaatcrisis een kwestie van risico’s managen en kosten minimaliseren. Eigenlijk ook een soort van klimaatadaptatie. De valkuil is dat we wennen aan extremen en het omgaan ermee. Of het proberen te vermijden ervan. Terwijl de spreekwoordelijke badkraan open blijft staan, gaan we op vakantie naar die plekken die nog niet ondergelopen zijn. Totdat dit op een dag niet meer mogelijk is.
Voor de 2e dag op rij was het maandag de heetste dag op aarde. Concreet gaat het over 21 en 22 juli 2024.
We produceren, consumeren, stoken, transporteren, vliegen en ga zo maar door ons een ongeluk, waardoor we de aarde tot een broeikas hebben gemaakt. We weten wat we ertegen kunnen doen, maar we doen het niet. Omdat we het lastig vinden, anderen ook niks doen of omdat we – onterecht – denken dat we nog jaren de tijd hebben om in actie te komen. Ondertussen stijgt de uitstoot verder, wordt het steeds warmer en neemt de klimaatschade steeds verder toe.
Als dit in een rampenfilm zou gebeuren zou je waarschijnlijk denken: “Als je op zo’n manier alle waarschuwingen negeert is het ook wel een beetje eigen schuld, dikke bult”. Maar dit is geen film, dit is de (=onze) realiteit. Absurd en fascinerend.
Beknibbelflatie. Zo noemen we het blijkbaar als fabrikanten minder natuurlijke ingrediënten in levensmiddelen stoppen omdat natuurlijke ingrediënten relatief duur zijn en ook nog eens steeds duurder worden, mede door de klimaatcrisis. In de vorige post ging ik al in op de invloed van de klimaatcrisis op oogsten. De Consumentenbond heeft er onderzoek naar gedaan.
De vraag is: welke ingrediënten in de plaats komen van de natuurlijke? Meer chemische troep? Zo wordt eten er niet gezonder op. Hier zit ook een ongelijkheidsvraagstuk. Mensen met genoeg geld kunnen natuurlijke producten blijven kopen. Mensen met minder geld eten meer chemie.